Introductie Voorne
Heden ten dage staat als men over waterwerken spreekt, onze Nederlandse natie, wereldwijd bekend als kenner bij uitstek op gebied van stormvloedkeringen. De samenhang met aanleggen van dijkage, het inpolderen en wat er nog verder bij deze ingewikkelde materie mag horen, om natuurgeweld te weerstaan. Onderzoek hiervan vindt plaats sinds 1927 in het Waterloopkundig Laboratorium Deltares.
Men kan fier zijn dat zij aan de huidige verschijningsvorm van de Nederlanden, een belangrijke bijdrage heeft geleverd.
Sporen van bewoning zijn in het jaar 2006, tijdens opgravingen van het plan Ossenhoek te Hellevoetsluis aangetoond, zij dateerden een ouderdom van 4500 jaar.
Uit de Romeinse tijd: de eerste vier eeuwen vanaf het begin van onze jaartelling zijn vondsten bekend. De Romeinen beïnvloedde de lokale samenleving en zorgde ervoor dat het gebied een periode van voorspoed doormaakte.
De manier van leven en werken, werd sterk beïnvloed door de voortdurende dreiging van de zee en de bouw van verdedigingswerken tegen vijandelijke invallen. Men vindt dit weerspiegeld in het aanzien van landschappen en de stedelijke agglomeratie.
In de loop der tijden heeft Voorne grote veranderingen ondergaan, het is verbonden geweest met het eiland Goeree, het bestond rond 1200 uit vier eilandjes. Er waren geen landverbindingen, contact was alleen per boot mogelijk. Het eilandengebied is dikwijls door stormvloedrampen getroffen met als gevolg dat grote delen overstroomden.
Het zal vanaf de 5e-eeuw zijn geweest, dat er een diep en breed gat ontstond tussen Voorne en Goeree. In het begin van de dertiende eeuw was het Flakkee een feit, Later in de negentiende eeuw werd deze stroom het Haringvliet genoemd.
I De Heren en Vrouwen van Voorne een adellijk geslacht
Dirk II (932-988), het formele leenschap berustte bij de Utrechtse bisschop, huwde met Hildegard van Vlaanderen. Zij was een dochter van Graaf Arnulf I van Vlaanderen.
Omstreeks de helft van de 10e eeuw schonk Dirk het gebied aan Voorne aan een van zijn zonen Aarnout/Arnulf 951-933. Uit de weinige bronnen blijkt wel, dat de heren van Voorne reeds in het begin van de 12e eeuw precies dezelfde stand hebben als later en bovendien, dat zij kennelijk iets te vertellen hadden in een uithoek van het latere graafschap Holland aan de tegenwoordige afgedamde Maas.
Het was het begin van de Heerlijkheid Voorne, een zelfstandig landje op de grens van Holland en Zeeland, dat ruwweg het huidige Voorne en Goeree-Overflakkee omvatte. De heren van Voorne brachten het gebied tot ontwikkeling. Zij gaven toestemming polders te bedijken, verleende stadsrechten en waarschijnlijk gaf een in de tweede helft van de 12e eeuw Floris III opdracht een mottekasteel te bouwen.
In de loop der tijd zijn echter ook gebieden over de Maas verworven. Deze worden tot Holland gerekend. Een zelfde uitbreiding is in zuidelijke richting over het Flakkee waar te nemen.
Behalve dit geheel heeft de heren van Voorne ook elders door erfenis, verwerving, opdrachten of op andere wijze rechten of bezittingen verkregen. Zo treft men deze buiten het reeds genoemde gebied ook aan in.
Hoogst opmerkelijk is hier de verhouding tot Putten en het land achter Dordrecht, beiden door leenbanden verbonden aan de heren van Voorne. Het schijnt wel te gaan om een oud samenstel van rechten, dat tot ontwikkeling is gekomen in de nabijheid van de rivieren.
Voor het Hollands leengoed, gehouden door de heren van Voorne, bestond een merkwaardig soort erfrecht, dat de heren nauw bond aan de fortuin van de graven van Holland.
Zij hielden dat leen namelijk zoals deze graven het van het heilige roomse rijk, dit wil zeggen, met grafelijk erfrecht. Tot het uitsterven van het Henegouwse huis in 1345 is Holland altijd als rechtleen beschouwd. Met Voorne was dat derhalve ook het geval.
II Brielle
Nazaten van Holland Dirk VI verleende stadsrechten in 1330 aan Brielle. Met behulp van de monniken, hield men zich bezig met het inpolderen van land.
In 1338 krijgen de poorters een vergunning om hun bebouwde kom te omringen met wallen. Concluderend kan men hier uit opmaken dat Brielle toen versterkt werd met muren, dit in samenhang van waterkundige werken. Brielle floreerde economisch, door de aanwezigheid van het Huis van Voorne, hierdoor ontwikkelde zich mede het kerkelijke en culturele leven.
De stad was versterkt tegen aanvallen van Spanje maar er was ook bescherming nodig tegen de natuurlijke vijand in de vorm van de zee met zijn dagelijkse aanvoer van zand en slib, waarbij verzanding van de Maasmond gestaag doorging.
Nadat de Watergeuzen in 1572 de stad met geweld hadden genomen is er op en om de wallen niet meer gevochten. De algemene verwachting was, dat Brielle een voorspoedige tijd tegemoet zou gaan, waarbij het belang van de stad lag bij haar strategische punt aan de Brielse Maas, van hieruit kon de controle in de Maasmond worden uitgevoerd. Dit blijkt uit het feit, dat koningin Elisabeth van Engeland in1585, in ruil voor militaire hulp, een aantal steden als pand opeiste. Brielle was een van die steden waar een garnizoen werd gelegd.
Edoch, het sluipend gevaar voor de Brielse economie werd de verzanding, dit leidde tot nieuwe maatregelen. De vroedschap greep terug op een oud plan uit het begin van de16e eeuw om dit probleem op te lossen. In 1595 werd er toestemming verkregen van de Staten van Holland om een zandpad en kaai van de Hellevoetse Sluys naar Brielle te leggen.
Twee jaar later werd door dezelfde vroedschap besloten een vaart te graven om de verbinding met het Haringvliet te realiseren. Tot een volledige uitvoering van deze plannen is het nooit gekomen, gezien er gebrek aan steun ontbrak van de Staten van Holland. Het kanaal kwam nooit verder dan Nieuwenhoorn.
De vestingwerken werden eind 17e- begin 18e eeuw herbouwd en einde 20ste eeuw gerestaureerd, dit conform het Oudnederlands stelsel.
In Brielle deden de opgravingen van 1993 in de Polder Rugge van zich spreken, zo ook die op het Maarland en de Langestraat in het prille begin van onze 21e eeuw.
III Hellevoetsluis
Met de vondst van een uithof, behorende tot de orde van Cistercinzermonniken, kreeg het archeologisch onderzoek, in de Ravense Hoek te Hellevoetsluis, landelijke aandacht, een woontoren uit de 13e-eeuw en een dodenakker, werden blootgelegd.
Mede door de strategische ligging aan het Haringvliet, kreeg het gehucht nauwelijks de kans haar geschiedenis te vergeten. Het bestond uit enige huisjes aan een geul, ontstaan door de twee sluisjes, waar enkele polders van Voorne loosden op de rivier Flakkee. Dit was ook de plaats waarvan men overvoer naar Over-Flakkee, Zeeland en de handelssteden in Vlaanderen.
Op 12 september 1598, werd er bij de Staten van Holland en Westfriesland een verzoek ingewilligd, tot het maken van een havenhoofd te Hellevoetsluis. Vanaf dan zijn van tijd tot tijd aan het hoofd, de haven en de sluiswerken, aanmerkelijke kosten besteed. Heren uit de Vergadering der Staten waren gemachtigd om de werken te controleren en het doen opnemen van de werken, ter plaatse.
Het is niet precies bekend wanneer Hellevoetsluis voor het eerst gefortificeerd werd, maar in het midden van de 17e eeuw, was het een sterkte, met een of twee redoutes, die afgesloten kon worden. De afsluiting bestond in hoofdzaak uit palissaden, deze vestingwerken waren van weinig belang. In 1696 werden deze werkwijze vernieuwd volgens het nieuwnederlands stelsel.
De verdedigingswerken zijn met steen bekleed tegen de inwerking van het water en bestorming van vijandelijke troepen. Een deel van de symmetrie, zo ook de polygonale vorm van de vesting ging verloren op het einde van de 19e eeuw, toen het westelijk hoornwerk vergraven werd tot de fronten I&II, voor de zware kustbatterij.
In de jaren 1926 en 1957 werd zij van de lijst van vestingen afgevoerd.
Wat opvalt bij de vestinghaven is dat zij haar militaire karakter in haar totaliteit heeft behouden.
Wilt u meer weten kunt u een rondleiding krijgen van een stadsgids.
Boekingen rondleidingen Hellevoetsluis en Brielle: VVV Brielle tel:0181- 472662.
Arrangementen met en via Gilden Gidsengroep