Rijkswerf Hellevoetsluis 1918

Inleiding en geschiedenis.
Er waren in Nederland twee rijkswerven, Willemsoord in Den Helder en te Hellevoetsluis. In Amsterdam bevond zich tevens het Marine-Etablissement, dat voor een korte tijd een rijkswerf was en wel de enige, die was ingericht op de aanbouw van schepen, maar wat later werd overgenomen door de particuliere industrie. De marine verzorgde uit deze positie de transporten tussen de andere rijkswerven, de bevoorrading van artillerie, torpedo- en mijnenmateriaal; aanvoer vanuit het buitenland gebeurde als regel via Amsterdam. Hier bevond zich ook het scheikundig laboratorium en de magazijnen voor kleding en levensmiddelen. Op de rijkswerven waren hiervoor depotmagazijnen gevestigd.
Van de twee rijkswerven, Willemsoord en Hellevoetsluis was de laatste de oudste. In 1595 was er in Hellevoet, door een voetpad met Den Briel verbonden, een veer naar Brouwershaven. In 1598 werd er een bergplaats voor schepen en een logement voor passanten geregeld, terwijl er in 1603 een berging voor schepen bij wintertijd tot stand kwam. Tussen 1617 en 1621 kwamen er verschillende havenwerken gereed. Dan volgde in 1628 de aanwijzing van de haven, als plaats van bevoorrading voor de vloot op de Vlaamse kust. In 1632 werd Hellevoetsluis en haar rede de algemene vlootbasis, waarna in 1636 de werf werd aangelegd en diende mede als uitrustingsstation.
Op Hellevoetsluis en te Willemsoord waren en zijn er twee dokken, beiden zijn heden ten dage nog operationeel, ondanks dat zij de respectabele leeftijd van 200 jaren overschreden hebben. Of gegraven dokken de voorkeur zouden verdienen boven de drijvende dokken, hangt af van de toestand van het terrein en het verval van het buitenwater. Voor grote schepen gaat in ieder geval de voorkeur uit naar het vaste gegraven dok. De toegangen tot het dok zijn of werden afgesloten, middels de houten of ijzeren V- of sluisdeuren. Vlissingen, het oudste droogdok in deze landen werd er mee afgesloten en in Hellevoetsluis wordt het kieldok nog steeds van het timmerdok gesepareerd door ijzeren sluisdeuren. Het kieldok wordt op zijn beurt afgesloten met een drijvende sluisdeur, de zogenoemde ‘bateau-porte’. Deze stalen schipdeur, oorspronkelijk van hout, opgevuld met water, wordt afgezonken boven een sponning. Waarmee het dokcomplex van het buitenwater is afgesloten.
Drijvende dokken, opgebouwd uit segmenten zijn altijd gebonden aan hun hefvermogen, dat wordt ontleend aan het gewicht van de uitgepompte hoeveelheid water van het dok, de complexe machinerie vraagt veel onderhoud. De voorlopers van de drijvende dokken waren de scheepskamelen, die op het einde van de 17de eeuw in Amsterdam en Venetië in gebruik waren om schepen over een ondiepte in het vaarwater te lichten.

magazijnen Groote Dok oost

Organisatie.
De directeur ’s Rijkswerven hield kantoor te Willemsoord.
Aan het hoofd van de werf in Hellevoetsluis stond de adjunct-directeur van ’s Rijkswerven. In het geval tot voorbereiding van een militaire mobilisatie op een rijkswerf en in het geval dat de stelling waarin de werf zich bevindt in staat van oorlog of de staat van beleg is verklaard, staat de directeur van de werf van Willemsoord, rechtstreeks onder de Commandant van de Marine, tevens Stellingcommandant was van Den Helder. Die van Hellevoetsluis onder de Commandant der Marine, tevens commandant van de Stellingen van de monden van de Maas en het Haringvliet.
Op elke werf werden behalve het bureel van de directeur, de volgende afdelingen aangetroffen:
industrie, arsenaal, boekhouding en magazijndienst.
Het personeel werkzaam bij de werven, bestond uit:
1 – hoofd- en subalterne officieren en militairen beneden de rang van officier van de Koninklijke Marine.
2 hoofdingenieurs, ingenieurs en adjunct-ingenieurs, behorende bij het korps der marine.
3 administratieve ambtenaren.
4 beambten op jaar en weekloon.
5 werklieden, tijdelijke werklieden en leerlingen.
De directie (In grote lijnen):
de directeur geeft alle orders tot het uitvoeren van werkzaamheden op ’s Rijkswerf. Buiten zijn bevoegdheden vallen, de werkzaamheden van gebouwen, vertimmeringen en herstellingen. Het wapenen en ontwapenen van schepen en doet geen verstrekkingen dan op last van de Minister.
Houdt de Commandant van de Marine op de hoogte van de toestand van de buitendienst of in dienst zijnde opgelegde defensieschepen.
De in dienst opgelegde geconserveerde torpedoboten, staan rechtsreeks onder de Commandant van het torpedo-instructie schip, de ‘Buffel’.
Omtrent de algemene regelingen van herstellingen en dokkingen en het defensiematerieel zal hij zich verstaan met de Commandant der Marine ter plaatse.

Afdeling industrie:
aan het hoofd van de afdeling staat een hoofdingenieur. Toegevoegd zijn tien ingenieurs waarvan enkelen officierenmachinisten.
De afdeling beoordeelt de reparatielijsten van schepen en de aanvragen tot aanmaak en wijzigingen. Uitgezonderd zijn de zaken die tot zover plaatsvonden in de geschutmakerij of in de vuurwerkers werkplaats.
Voorts, het voorbereiden en uitvoeren van herstellingen en wijzigingen aan oorlogsschepen.
Tussentijdse aanvullingen van de magazijnvoorraden, mede het keuren van de aangeleverde goederen. Onder deze afdeling vielen de tekenkamer en alle werkplaatsen, uitgezonderd de geschutmakerij en de ernstvuurwerkerij (pyrotechnisch afdeling).
Afdeling arsenaal:
aan het hoofd van de afdeling staat een zeeofficier, geassisteerd door enkele ambtenaren, de werkzaamheden van deze afdeling bestaat uit het beoordelen van aanvragen voor inventaris goederen en de distributie hiervan.in. Orde houden en brengen van de scheepinventarissen van de uit dienst gestelde schepen. Het regelen van de dienst van de transportvaartuigen en toezicht op de werkplaatsen tevens het regelen van nautische verrichtingen op werf en dok. Regeling van de tussentijdse magazijnaanvullingen en het keuren van de aangeleverde goederen voor arsenaal, artillerie- en de torpedomagazijnen, Arsenaal draagt zorg voor het opslaan van de inventarissen van buitendienst gestelde schepen en regelt de werkzaamheden voor reparatie en onderhoud.

torpedoboten in de kom Groote Dok west

Afdeling magazijndienst:
aan het hoofd van de magazijndienst, stond de chef van dienst, aan wie enkele ambtenaren waren toegevoegd. De afdeling was belast met het in ontvangst nemen van materialen en goederen van de magazijnvoorraden. Zo ook het inventaris van de afdeling kleding en levensmiddelen, waarvan zij rekening en verantwoording aflegde.
Aanvulling van de magazijnvoorraad geschiedde door:
1ste aanschaffing.
2 de aanmaak op ’s Rijkswerven.
3 de aanmaak in gevangenissen en Rijkswerkinrichtingen.
4 de door toezendingen uit andere maritieme directies van de afdelingen industrie of arsenaal

De administratieve afdeling:
de ambtenaren op ’s Rijkswerven waren verdeeld in administrateur, adjunct-administrateur, chefs van de magazijndienst, griffiers, commiezen, adjunct-commiezen en klerken. De griffier was chef de bureau van de directeur, het bureau was belast met de in en uitgaande correspondentie van en aan de directeur en het behandelen van aanstellingen, loonregelingen, bevorderingen, pensionneringen en ontslag, kortom de gehele comptabiliteit van de werf.
Nieuw gebouwde schepen of schepen met gewijzigde dienstbestemming:
de werfdirectie deed een voorstel tot de vaststelling van het scheepsinventaris en de tuiglijst. Zo zouden schepen voor een buitenlandse dienst van gebruiksartikelen, voldoende aan boord moeten hebben voor de tijd van zes maanden, schepen voor binnenlandse dienst voor drie maanden. Uitzondering is het detail ‘konstabel’, waarvan de verstrekking voor alle schepen voldoende moest zijn voor zes maanden.
Uitdienststelling van een schip of overdracht:
in deze gevallen werden lijsten van losse en vaste goederen gemaakt, van alle artikelen die niet bout- en spijkervast waren en bij de uitdienststelling van het schip en de ontscheping van de inventaris, als zodanig werden aangemerkt.
Deze lijsten werden gesplitst in:
a-het schip,
b- het machine complex,
c- de artillerie inrichting,
d- de torpedo inrichting,
e- de elektrische inrichtingen.
De officier van politie:
aan de directeur van de werf werd een hoofdofficier van politie toegevoegd, belast met de regeling van en het toezicht op de bewaking van de werf, zoals het handhaven van de orde, de bewaking, de veiligheid, de verlichting en het schoonhouden van de werfterreinen. Ook de handhaving van de bepalingen ter voorkoming van brand, waarbij de officier de beschikking had over het personeel van de werfpolitie en eventuele ‘brandpiketten’. Opperbrandmeester van de werf was het hoofd van de afdeling ‘industrie’, die zorgde voor het brandblusmateriaal. Hij had de leiding over het bluswerk en de bluseenheden.

Het personeel:
het personeel beneden de rang van ambtenaar werd onderscheiden in beambten, werklieden, tijdelijke werklieden en leerlingen. Alle werklieden werden aangesteld en ontslagen door de directeur van de werf. Tijdelijke werklieden waren zij die voor een bepaalde tijd in dienst genomen werden of een bepaald werk uitvoerden.
Het aantal leerlingen bedroeg bij ieder ambacht niet meer dan 1/3 van het aantal werklieden
De werklieden werden onderscheidden in vak- en niet vaklieden. Voor aanstelling als werkman-vakman, kwamen slechts zij in aanmerking, die door het afleggen van een proef, het bewijs hadden geleverd van voldoende vakbekwaamheid.
De sterkte van het personeel beneden de rang van ambtenaar op de drie maritieme inrichtingen, bedroeg ongeveer 1650 man.
Inspecties:
jaarlijks werd er een inspectie over de werven gehouden, dit gebeurde door de commissie die de Minister benoemde, het waren personen die niet tot de werven behoorden. De commissie had toegang tot alle bescheiden, waar zij dit nodig achtte, zij werd in de gelegenheid gesteld, werkplaatsen, magazijnen en inrichtingen te bezoeken. Tevens had zij de bevoegdheid alle personen voor zich te doen verschijnen, van wie zij inlichtingen wenste te ontvangen, die op het materiaal of het personeel betrekking hadden.

schildwacht palissade – de ‘Buffel’ loopt de haven binnen – gereed voor passagieren

Afloop;
in 1921 viel de werf gedeeltelijk stil, De Marine vertrok naar Den Helder. Men had het wel kunnen zien aankomen. In 1916 begon het met de opheffing van de Machinisten opleiding, vier jaar later, in 1920 volgde de matrozenopleiding. Wel was er in 1914 de Mijnendienst bijgekomen, maar dit was onvoldoende om de ontstane leemten te vullen. In 1933 vertrok de Torpedo Compagnie, een aantal wachtlieden bleven over.
De Rijkswerf werd 1934 opgeheven.

Opgetekend en bewerkt: J.C.H.Jansen.
redactie: A.C. Pieké
bewerking illustraties: A.C.Pieké.