Heldhaftig gedrag van sbn S. Story

HET HELDHAFTIG EN BRAAF GEDRAG VAN DE DAPPERE EN WARE ZEEKAPITEIN SAMUEL STORY.

Algemeen: Schouten-bij-nacht van de Bataafse Republiek (1795-1806) en het Koninkrijk Holland (1806-1810).
Gelijk aan de vice-admiralen, werden de schouten-bij-nacht in 1795 ingedeeld in eskaders van de rode, witte en blauwe vlag. Zij fungeerde als vlootcommandanten in de functie van schout-bij-nacht. Twee van hen; Lucas en Story werden in die functie het slachtoffer van de Britse maritieme overmacht. Beiden werden gedwongen hun eskader over te geven aan de Britten, te weten Lucas in 1796 en Story in 1799. Bepalen wij ons tot de C. V. van laatst genoemde;
Samuel Story: geb. te Maasbommel 02.10.1752, obiit Kleef, 08.01.1811.
Commandant van het eskader op de Maas 1795, commandant in de Slag bij Kamperduin 1797, geeft zijn vloot in de Vlieter over aan de Engelsen 1799 en wordt door de Hoge Militaire Vierschaar ontslagen en levenslang verbannen.
Carrière: Maze 1774 ltz, 1782 ktz, 27.02.1795 uit dienst, 26.06.1795 sbn van de blauwe vlag, 16.01.1804 uit de dienst.

De Nieuwe Nederlandsche Jaarboeken van 1795, vermelden het volgende:
Gaarne overhandigen wij, doormiddel onzer verzameling aan de nakomelingschap, daaden welke der menschlijkheid tot eere, den Vaderlandsche tot nut en roem verstrekken’.

De Nederlandse Jaarboeken, geven over het volgende verhaal een korte samenvatting van de ‘Fluwelen Revolutie’ in Holland. Het bericht werd voorgelezen aan de Conventie, die op de 1 februari 1795, zitting hield te ‘s Gravenhage.
Het bericht van de ‘Volksvertegenwoordigers’, vermeldt dat de vestingen Willemstad, Breda, Bergen op Zoom, de havens van Briel en Hellevoet-Sluys in handen van de nieuwe Bataafse republiek zijn. De Hollandse Vloot was daar van weerhouden dit gezien het ijs rond Texel.
De winter van 1795 stond bekend om zijn strenge vorstperioden.

Extract van het bericht:
Rotterdam d.d. 26 januari 1795

Hoog Mogende Heeren.

In de zomer van 1794 werd de kapitein Story, het commando over het fregat Pollux opgedragen. Per 1 januari 1795, werd voornoemde, het bevel opgedragen over de ‘Rheede en het Fortres Hellevoetsluis’. In gevolgen deze, voel ik het als mijn plicht, u van de volgende zaken te informeren.
In het Fortres Hellevoet-Sluys doen zich ‘woelingen’ voor onder de Engelse soldaten, die daar tijdelijk zijn ondergebracht vanwege het oprukkende ‘Noord Franse Leger’.
Voornoemden bivakkeren aldaar onder erbarmelijke omstandigheden, wachtende in bittere koude op repatriëring, deze wordt verhinderd door de zware ijsgang op het Haringvliet.
Geruchten gaan, dat de Engelse soldaten, het plan hebben opgevat de gehele plaats, maar in het bijzonder de Werf, de schepen en magazijnen in brand te steken.
Het voorgaande baart de kapitein Story grote zorgen, hij zal dan ook niet schromen noch aarzelen om het Fortres in naam van het Hollandse Volk in bezit te nemen en het onder de ‘Et’t de Siége’ 
(Staat van Beleg) te stellen en de burgerij gelasten hem te hulp te komen.

Schrijver N.N.

Op 5 februari neemt kapitein Story zelf de pen ter hand, om de ‘Hoog Mogende Heeren’ zelf op de stand van zaken te wijzen. De brief waarvan hier een deel volgt, is een transcriptie, zij geeft deels een verslag van de reeds eerder vermelde gebeurtenissen.

Hoog Mogende Heeren.

Ik zoude vermeenen aan mijn plicht te kort te doen, indien ik niet, bij deze gelegenheid, de vrijheid name, Uw Hoog Mogende een hoewel kort, egter zo ik vertrouwe voldoende rapport aan te bieden, wegens mijne verrichtingen als Commandant van deeze Fortresse en ‘s Lands schepen, zo hier liggende, als die verder door het Centrum Divisie der Linie van defensie behoorden; welke mij door den Schout bij Nacht, Melvill op 1 januari, deezes Jaars, opgedragen en door mij aanvaard was.
Mijne eerste zorg bestond, in die middelen uit te denken en dadelijk te effectueren, die dienen konden tot de meeste beveiliging en zekerheid, niet allen ‘s Lands Navale magt, maar ook, de importante Magazijnen en Werven zig hier bevindende.
Eene zorg, Hoog Mogende Heeren, die door de aannadering der Franse Troepen en de presentie van 2000 Engelschen in deze Fortresse, natuurlijk zeer moest vermeerderen, dog welke door ‘t successievelijk vertrekken der laatst genoemden met hunne schepen, enigermaate verminderd werd, egter zo niet, of de oplettenste voorzorg werd meer en meer noodzakelijk, daar men mij informeerde, dat sommige van hunner met hatelijke gevoelens bezielt waren, om, ware het mogelijk, voor hun vertrek, eerst alles tot prooy der vlammen te doen worden; en ofschoon mijn magt om de onderscheiden posten te bezetten, op dit moment alleen in de Equipagien van ‘s Lands schepen bestond daar er geen Garnisoen hoegenaamd hier aanwezig was.

De commandant van de Fortresse Hellevoet-Sluys:
De kapitein S. Story.

Het epistel van Story gaat nog wel even door, een korte samenvatting volgt hier.
De kapitein roept de hulp in van de burgerij, laat 600 Franse krijgsgevangen vrij en bewapend hen. Zet voorts 600 Engelse soldaten gevangen en laat hun officieren een eed afleggen om niets tegen de Fransen te ondernemen.
Story meldt dit alles aan de Conventie in ‘s Gravenhage.
Overigs deed Story dit alles op niet eigen gezag. De adjudant-generaal Malhere had hem daartoe orders gegeven om alle Fransen te bewapenen en de zeevarende Engelse gevangenen te nemen en zich persoonlijk verantwoordelijk te weten, voor alle schepen en goederen, die prijs gemaakt zouden worden.

Tot op heden zijn er geen geschiedkundige bewijzen aangetroffen, dat de Engelsen snode plannen hadden om de vesting in brand te steken, Story zwijgt verder in zijn schrijve over de zaak. Duidelijk is, dat Samuel Story een verdienstelijke principaal is geweest voor het behoud van de werf met haar magazijnen van het Bataafse Zeewezen in Hellevoetsluis.

Het vervolg van zijn carrière
Op 26 februari 1795, werd Story in een commissie van vier benoemd om de staat van de vloot op te nemen. Op 27 mei diende deze commissie haar bevindingen in bij het Comité tot Zaken van Marine, dat in de plaats was gekomen voor de Admiraliteiten.

Op 5 oktober 1797 kreeg vice-admiraal de Winter opdracht om met ‘s Lands vloot zee te kiezen daar de Engelse vloot op de Noordzee kruiste. Hij voer op 7 oktober uit en onderschepte op 8 oktober de eerste Engelse schepen, waarna het op 11 oktober bij Kijkduin tot een treffen kwam. De slag werd door de Engelse admiraal Duncan gewonnen, admiraal De Winter werd hierbij gevangen genomen.
Schout-bij-nacht Story, voerde het bevel op de ‘Staten Generaal’, die tijdens het gevecht in brand geraakte. De brand werd geblust, maar het schip was beneden de wind gekomen en nam daarna geen deel meer aan het gevecht.
Op 12 oktober wist Story weer contact te maken met de overgebleven schepen van het Bataafse eskader om gezamenlijk naar Texel te zeilen. Het werd Story verweten dat hij na het blussen van de brand aan boord van zijn schip zich afzijdig hield van het gevecht. Het voorval werd ook genoemd als één van de oorzaken, dat de Nederlanders de zeeslag verloren.

In 1798 moest de Bataafse republiek gehoor geven om met de Fransen deel te nemen aan een expeditie tegen Ierland. Onder het bevel van Story, werd een vloot samengesteld bij Texel. Uiteindelijk ging de Franse expeditie niet door, de Bataafse regering gaf toen gehoor aan het verzoek van het Comité voor Oost-Indische Handel om in 1799, bijstand met een eskader te verlenen voor overbrengen en ondersteunen van een expeditionaire macht. Het eskader stond onder het bevel van Story. Voorts werden er een aantal transportschepen aangewezen, die de 5000 man troepen zouden vervoeren. Het geheel stond onder opperbevel van de luitenant-generaal Daendels, dit tot groot misnoegen van Story die zijn beklag deed bij het Comité tot Zaken van Marine, met de mededeling dat hij niet onder het commando van Daendels wenste te staan. Later kwamen de Staten Generaal op het plan terug en werd het waarschijnlijk door de hoge kosten, afgelast.

Op 19 augustus 1799 verscheen de Engelse vloot voor de Noord-Hollandse kust, die zich op 20 augustus bij het eskader van de admiraal Duncan voegde ter hoogte van Texel, waar zich ook de opperbevelhebber van het Bataafse eskader, de schout-bij-nacht Story, op het schip Washington bevond. Story had zich daar op bevel van de Agent van Marine, Jacob Spoors met het hele eskader moeten terug trekken op de ‘Vlieter’.

Overgave van het Bataafs eskader bij de Vlieter, augustus 1799

Admiraal Duncan zond drie officieren als parlementair naar Story, zij waren belast met het overbrengen van proclamaties van de luitenant-generaal Abercrombie en van de stadhouder prins Willem V en zijn oudste zoon de Erfprins. Deze proclamaties waren gericht aan de ingezetenen van Nederland, met de opeising van Helder en de uitnodiging aan Story om zich met al zijn schepen voor de prins te verklaren.
Story ontving de drie officieren aan boord van zijn eigen schip ‘Washington’ en deelde hen mede, dat hij niet op de uitnodiging inging en zegde hen tevens toe te zullen vechten en bij een eventueel verlies de vloot zou vernietigen. De drie Parlementairen, onder Witte Vlag, hadden inmiddels ruimschoots tijd gehad om de proclamaties op een deel van de vloot uit te delen.
Op 26 augustus was de Engelse vloot voor Texel verzameld, waarop de volgende dagen, de Engelse troepen, op Texel en Calantsoog aan land werden gezet als voorhoede van een leger van 50.000 man Engelsen en Russen.

Op de Bataafse schepen ontstond grote beroering, de Bataafse vloot kon door de ongunstige wind niet aanvallen. Story lag met zijn vloot opgesloten in de Vlieter en op de meeste schepen weigerde de equipage nu dienst. Op 30 augustus koerste de Engelsen, onder de Prinsenvlag naar de Vlieter, wat de bemanning van de Bataafse vloot in oproer bracht.
Story zond de kapiteins: Van de Capelle en De Jong van Rodenburg, als parlementairs naar Admiraal Duncan, om hem mede te delen dat hij tot het uiterste zou blijven vechten en gaf het bevel de vloot gevechtsklaar te maken. De bemanning weigerde echter en wierpen zelfs de kogels overboord. De Engelsen gaven Story nog een uur de tijd voor beraad.
Story riep al de commanderenden bijeen en in dit beraad besloot de schout-bij-nacht Story, over te gaan tot capitulatie: ‘daar de mijnen het verdommen te vechten’.Van de Bataafse vloot vielen 37 schepen, zonder slag of stoot, in handen van de Engelsen, Story werd krijgsgevangen gemaakt.

Op 11 oktober 1799 deed de Hoge Krijgsraad uitspraak over het voorval: op grond van verregaand plichtsverzuim, lafhartigheid en ontrouw, meinedigheid, plichtsverzuim, eerloos en infaam gedrag:
Schuldig werden geoordeeld: S. Story, Jhr. T. F. van de Capellen, C. de Jong van Rodenburg, Jhr. A. van Braam en D. H. Kolff.
Pas drie jaren later volgde de uitspraak van de krijgsraad, deze luidde aldus:
‘Mitsgaders leven en lijf verbeurd te hebben werden zij gecasseerd van alle militaire betrekkingen en voor altoos uit de Republiek en hare Volksplantingen gebannen, zonder immer daar wederom in te mogen komen, met de bedreiging dat Story, bij aldien hij mocht wederkeren met den zwaarde, de drie anderen met den kogel gestraft worden, dat er de dood na volgt’.
De ter dood veroordeelde Hendrik Dirk Kolff, commandant van het linieschip Utrecht, wist door tijdig te ontsnappen aan zijn executie te ontkomen. Dit gold niet voor de commandant van de brik ‘Gier’, Nicolaï. Deze laatste was al geëxecuteerd op 27 december 1799.Story verbleef van 1799 tot 1802 in Engelse krijgsgevangenschap. Hij werd met het sluiten van de Vrede van Amiens vrij gelaten. Hij week uit en woonde te Kleef, alwaar hij op 8 januari 1811 overleed. Na de omwenteling van 1814, kon hij niet in eer worden hersteld, omdat dat alleen mogelijk was voor diegenen die daarom persoonlijk om hadden gevraagd.

Hellevoetsluis 24 juli 2011.
Opgesteld door: J. C. H. Jansen.
Redactie: A. C. Pieké

Bronvermelding:
-De voornaamste geschiedenissen van NOORD-NEDERLAND door
Mr. J. VAN LENNEP. Amsterdam 1850.
-VADERLANDSCHE HISTORIE: 1802 en 1844 van A. J. van der Aa.
-Het Admiralen boek. Luc Eekhout. Bataafse Leeuw 1992.
-Stichting historie Hellevoetsluis, kwartaalblad 1995.
-Beknopt Overzicht Nederlandsche Krijgsgeschiedenis van 1568 tot heden,
door I. L. Uiterschout, Uitg.Gebroeders Van Cleef. Den Haag. 1937.