Interview met machinist ‘Zaayer’

INTERVIEW MET DE HEER ZAAYER
KAPT. LT. TER ZEE

Naam: Zaayer
Voornaam:
Geboren: 4 november 1885
Geboorte plaats: Brielle
Gehuwd met: Guilionard, (zus van de schrijnwerker te Brielle)
Voornaam:
Uit het huwelijk zijn twee zonen geboren: Rien geb. te Soerabaja en Piet te Brielle.
Onderscheidingen:
– Onderscheidingstekenen voor langdurige trouwe dienst alsmilitair en officier
– Bijzonderheden: Erelid van de Marine Vereniging
Interview gehouden: Juli 1986, te ‘s Gravenhage
Interview gehouden door: Dhr. Jacques Klok

Het interview is verwarrend, gezien dhr. Zaayer zich voortdurend verwijt, dat hij sinds kort constateert dat zijn geheugen hem in de steek laat. Hij valt hier dikwijls op terug, mede als excuus voor zijn vergeetachtigheid. Over zaken die goed in zijn geheugen liggen, komt hij dikwijls terug. Hij gaat breed in op de volgende zaken:
Hij was tot zijn 50e jaar overste (Kapt. lt. ter Zee) geweest en had misschien kolonel (Kapt. ter Zee) kunnen worden. Zijn oom, Bas Eenhoorn heeft hem verleid om in dienst bij de Marine te gaan. De broers van Zaayer: Broer en Han waren naar de Landmacht gegaan, maar hij zelf wilde geen ‘Stamper’ worden, hij zegt: ‘ik wilde een vak leren’.

Na de H.B.S te hebben doorlopen in Brielle, slaagde hij als 2e, na Leentje Blink en deed toelatingsexamen voor de Machinistenschool van de Koninklijke Marine te Hellevoetsluis. Er waren 120 gegadigden voor de opleiding, maar er konden er slechts 20 worden geplaatst. Hij slaagde weer als 2e maar nu achter Leen Bogert.

Aan zijn H.B.S. tijd heeft goede herinneringen, zeker aan Leentje Blink, die een bijzonder mooi intelligent meisje moet zijn geweest, maar onbenaderbaar.

In 1901, ging hij, als 15 jarige naar de officiersopleiding voor machinist naar Hellevoetsluis, de opleiding zal dan 3 jaar duren.

Hij noemt dan de te bereiken rangen voor zijn dienstvak op zoals: adjunct-machinist, machinist, hoofdmachinist. Als hoofdmachinist was men nog steeds onderofficier. Deze laatste rang noemt hij een ‘even-call’, te vergelijken met opzichter van fortificatie, bij de landmacht. Daarna kon je pas officier worden.

Bezocht de machinistenschool van 1901-1904. Hij haalt aan, dat tijdens zijn toelatingsexamen en het resultaat daarna, men hem had geadviseerd om de opleiding tot adelborst te volgen. Nu was het zo geweest dat hij in 1904, adspirant machinist werd en pas op zijn 31e jaar officier.Hij haalt aan, dat je als hoofdmachinist wel boven de onderofficieren stond maar nog steeds onder de officieren.

Dit systeem veranderde nadat de opleiding naar ‘Nieuwe Diep’ was verhuisd en vertelt dat hij in zijn opleidingsperiode, verliefd was geworden op Marie Kampman, dochter van de ijzerwinkelier in Brielle, dat is nooit wat geworden.
Later is Marie verhuisd naar Amerika. Leentje Blink, trouwde nooit en van zijn studiegenoot C. Dijkgraaf heeft hij weinig of niets vernomen.

De opleiding te Hellevoetsluis was intern, wij sliepen in hangmatten aan boord van het schip de Buffel, een wachtschip. De eerste klas van de school bestond uit 24 jongens, samen met de klassen 2 en 3, waren wij met ongeveer 70 man.
Als eerstejaars moesten wij de klusjes voor de hogere klassen opknappen, wij werden ‘Schijnen’ genoemd.

Na zijn stage en het examen machinist, werd hij geplaatst op het pantserschip Hr. Ms. ‘Zeeland’ voor een reis naar Oost-Indië voor 3 jaren, ‘uit en thuis’. (3 januari 1905-13 februari 1908). Dit was gedurende zijn leeftijd van 18-20 jaar. Volgens zijn zegge was zijn gage f 8.33, per maand, daar moest nog van alles af. Het bedrag klopte met het ‘oorlogszakboekje’ wat hij later te voorschijn haalde. Niet duidelijk is over welk jaar hij sprak.

Na de ‘Zeeland’ zal de hij een vrij lange periode in Hellevoetsluis verblijven, uitgaande van de door hem opgesomde feiten. Hij noemt niet de periode, maar dit zal van 1914 tot 1918 zijn geweest. Op de marine werf in Hellevoetsluis, moest hij werken onder de Jhr. Van Rappart, geen aardige baas, volgens hem. Rappart had de bijnaam van ‘Kapala’ (Maleis voor baas).

Later zal hij weer naar Indië gaan, dit blijkt uit zijn opmerkingen over de ‘Pro Patria’ en de ‘Krakatau’, schepen die in Soerabaja op de werf van het Marine Etablissement in de periode 1920-1924 zijn gebouwd en te water gelaten.

Het lijkt dat hij huwde voor zijn Soerabaja periode, met een zuster van Guilionard, die toen ruim 4 jaar jonger was, dan hijzelf. Het huwelijk bracht twee zonen voort, waarvan de jongste Rien in Soerabaja werd geboren en Piet in Hellevoetsluis.

Was gedurende zijn Soerabaja periode in dienst van de Gouvernements Marine.

Zou betrokken zijn geweest bij de bouw van het schip ‘Gemma’, een schip gebouwd in opdracht van de Gouvernements Marine te Schiedam. Hij heeft om die reden, drie jaar in Schiedam gewoond. De ‘Gemma’ vertrok op 16 oktober 1919 naar Oost-Indië. Omdat hij rond 1918 bij de werf ‘Gusto’, als marineofficier werd geplaatst zou het mogelijk zijn dat hij in 1919 met dit schip naar de ‘Oost’ is vertrokken. Dit is niet zeker.

Volgens zijn zegge is hij drie maal naar de ‘Oost’ geweest, waarvan de laatste keer als ingenieur. ‘Het waren mooie plaatsingen’, waarvan 5 jaar als ingenieur op het Marine Etablissement te Soerabaja.

Zijn opmerking over de ‘Euridanus’ waaraan hij gebouwd zou hebben tijdens zijn 3 jarig wonen in Schiedam klopt niet. Dit schip is gebouwd in 1918 te Soerabaja, hij zou wel bij de afbouw van dit schip betrokken kunnen zijn geweest.

Door het lange en inspannende interview raakt Zaaier vermoeid en ook verward in de feiten, hij geeft de schuld aan zijn zoon Piet die kort geleden naar Amsterdam is vertrokken. Hij noemt hem de ‘gymleraar’ en de ‘denker’. ‘Tja Piet was de denker hij deed alles voor mij ook de belastingen’.

Hij vervolgt: ‘Ik ging uit dienst in 1934, twee dagen voor ik afzwaaide kon ik bij de werf ‘Gusto’ beginnen. De naam Gusto was een samenvoeging van de namen van de dochters van Smulders, een industrieel, Augusta en Cato, zijn twee erven’.

Voorts zegt hij: ‘Ik heb geluk gehad met mijn gezondheid, die ik nog op pijl houd. Ik heb een home-trainer en fiets elke morgen. Ik begin met knikken en knakken (uitdrukking bij de zeemacht voor gymnastiek). Ik ben nu 50 jaar gepensioneerd en wordt 102 jaar oud. Als kind had ik een kwaal, ik raakte bij de ontlasting bloed kwijt. Tot mijn 12e jaar moest ik naar de doktoren, de Snoo en Visser, hun advies was om ‘Stout’ te drinken (speciaal bier). Later heeft mijn vader mij meegenomen naar een militaire arts, die constateerde dat ik darmpoliepen had, die heeft alles afgeknipt en ik heb nooit meer last gehad.

In 1934 heeft hij nog een gesprek gehad met de Vice-admiraal A.Vos (Vos was 27-08-1934 Schout bij nacht geworden) over de promotie tot kolonel (Kapt. ter Zee), die wees hem werd erop, dat als hij wilde promoveren tot kolonel hij nog voor een vierde maal naar Oost-Indië zou moeten. Zaayer zegt: ‘Ik heb hierover nagedacht en toen besloten om een huis in Den Haag te kopen’.

Wat notities uit het interview, die moeilijk waren in te passen, gehouden door Jacques Klok, gehouden te ‘s Gravenhage in juli 1986.

Is na het verlaten van de militaire dienst in 1934, een betrekking aangegaan met de Duitse firma ‘Marathon’ in scheepsartikelen.

Ontmoet J. Klok in het Briels museum, Klok was daar gemeente archivaris en de opvolger van Johan Been.
Het huis van Overeem aan het Wellerondom is later nog archief geweest. Toen het nog bewoond was hebben Klok en de Zaayer hier elkaar gepasseerd.
Toen hij in het museum Klok ontmoette had hij twee zonen bij zich. Dit was in 1959.

Is op het Wellerondom geboren, zijn ouderlijk huis stond daar.
G. Guilionard heeft ooit een kast voor notaris Blink gemaakt.
Rozenboom van de Marine zocht in 1986, Zaayer nog op.

In het interview noemt Zaayer, Leentje steeds erg knap. Mevrouw Gerarda Klok, bij het interview aanwezig, verbetert dit steeds: ‘in bijzonder ijverig’. Zij deelt Zaayer dan ook mee, dat Leentje nooit is gehuwd.

Herinnerde zich dat de ‘Zeeland’ een pantserschip was.

Conclusie:

Zeer moeilijk om dit gesprek vast te leggen, één en ander heeft nogal wat tijd gekost om de door elkaar gehaalde jaren en de namen van schepen in het juiste verband te plaatsen. De genoemde personen van de marine zijn waar dit niet is vermeld, hoofdofficieren. Ik heb verzocht om het bandje met het gesprek op c.d. te zetten.

Hellevoetsluis 14 augustus 2005

Jan C.H. Jansen

Hellevoetsluis 20 augustus 2005

Brief

Aan: Dhr. J. Klok s.s.t.t.
Van: J.C.H. Jansen
Ireneplaats 84
3223 XK Hellevoetsluis
t. 0181-315884
Onderwerp: interview Zaayer

Zeer geachte heer Klok.

Bij deze de beloofde samenvatting van uw interview destijds met de heer Zaayer. Het geluidsbandje was in goede staat.
Qua informatie over de machinistenschool toch wat leuke aanvullingen.
Ik heb de vrijheid genomen om enkele data en rangen toe te voegen aan het relaas van Zaayer, dit om meer inzicht te geven aan het toch wat warrig verslag, het ‘koude interview’ krijgt ook wat meer waarde. Het geheel is een welkome aanvulling op het sociale leven uit die periode.

Ik heb een geluidsbandje van 60 minuten beluisterd, maar ik heb het idee dat er nog een bandje zou kunnen zijn. Mocht dit zo zijn dan zou dat meer licht op een aantal zaken kunnen werpen zoals:

– In 1940 zou Zaayer 54/55 jaar zijn, hij was toen nog reserveofficier. Zou hij een ‘Erewoord Verklaring’ hebben getekend en was hij betrokken bij ondergrondse activiteiten?
– Was Bootsma een zwager van Zaayer, Bootsma zijn schoonvader was Guilionard, volgens Helsdingen woonachtig op de Voorstraat 150-152 te Brielle.
– Was J. Zaayer de procureur-fiscaal die de tenlastelegging van Max Blokzijl in 1945 deed, familie van Zaayer?
– Was Leentje Blink de dochter van notaris Blink uit Brielle?

Ik informeer naar deze zaken om wat meer inzicht in de sociaal maatschappelijke verhoudingen uit die periode te verkrijgen, natuurlijk zijn aanvullingen en correcties van uw zijde van harte welkom. Ik overweeg om de uiteindelijke tekst ter beschikking aan het Streekarchief te Brielle te stellen.
Hopende u, in deze van dienst te zijn geweest,

Hoogachtend
J.C.H.Jansen