Vestingkerk

De vestingkerk
De eerste inwoners op de Hellevoetse-Sluys en het Weergors, gingen in het begin van de 17e eeuw, in het dorp Nieuw-Hellevoet ‘ter kerke’.
Op 3 april 1623 uitte zich van de ruim negentig bewoners, het verlangen, kerkdiensten binnen de vesting te houden. Hiertoe wendden de afgevaardigden van het Weergors en de Sluis, zich tot de classis van Voorne en Putten. Op 19 april 1623, werd de gemeente Nieuw-Hellevoet samengevoegd, met die van Hellevoetsluis tot één kerkelijke gemeente. Wel moest het Weergors bijdragen aan de kosten van de huishuur, en de salarissen van de Nieuw-Hellevoetse predikant en dat van de schoolmeester.

In 1640 dienden veertig lidmaten van de gemeente Hellevoetsluis en de ‘classis’ van Voorne en Putten (het kerkelijk gewest) een verzoek in bij de Staten van Holland en West-Friesland, voor de aanstelling van een predikant. Op 1 januari 1641 werd de kerkelijke gemeente zelfstandig, met als eerste predikant Henrycks Hermans.
Maar nog steeds had de Vesting geen eigen kerkgebouw. Als kerk gebruikte men een bouwvallige timmermanswerkplaats en het magazijn, dat ten zuiden van het magazijn is gelegen, het zogenoemde ‘Kleine Kerkje’.

Op 19 augustus 1661 vond de aanbesteding voor een eigen kerkgebouw plaats, waarvan de bouw niet vlekkeloos zou verlopen vanwege de verzakkingen en het niet onderheid zijn van de fundatie van de kerkzaal en toren. Nog dreigt het oostelijke deel van de kerk langzaam af te zakken naar het achtergelegen moerasachtige gelegen parkje. De toren staat pal, zij is gefundeerd op een zanddijk: de Oostzanddijk een diluviale erfenis. In de 18e eeuw werden er al verschillende reparaties aan het kerkgebouw gepleegd.
Op 1 mei 1686 werd het gebouw als Hervormde kerk van Hellevoetsluis ingewijd, dit na een bouwtijd van 25 jaar vol van technische tegenslagen en geldgebrek, waardoor het werk voortdurend kwam stil te liggen, De toren was nog niet gebouwd, pas in 1693 was het gehele project gereed.
De Hervormde c.q. Protestante kerk in de vesting is qua financiën altijd noodlijdend geweest, zij was in het bezit van enkele onroerende goederen: het kerkgebouw, het kerkhof rond de kerk, twee pastorieën, enkele huisjes voor de armen, een schooltje en fondsen die enkele kleine obligaties omvatten, in totaliteit objecten waar geld bij moest. Admiraliteiten, Gecommitteerde Raden en Commissarissen van vesting en haven, zouden aanzienlijke bedragen hebben geofferd om het gebouw te voltooien, zij waren in Hellevoetsluis de machtige instellingen. Voorts werden niet onbelangrijke gelden verkregen uit schenkingen van onder andere de Verenigde Oost-Indische Compagnie, het octrooi op bier, waarbij van iedere vat bier dat in Hellevoetsluis werd verkocht, acht stuivers moest worden afgestaan voor de ‘kerke-bouw’.
Het kerkgebouw.
De kerk is een zaalkerk en een voorbeeld van vroeg protestantse kerkbouw. Het gebouw is sober met zijn stemmig 17e eeuws interieur, zoals het zich thans voordoet na de ingrijpende restauratie van 1967. Het metselwerk van de zaal wordt aan de buitenzijde verlevendigd door schijnvensters, twee in de voorgevel en één in de toren. Tot 1967 waren er nog vensters in voor- en achtergevel. Boven de sierlijke ingangspoort van de toren- en toegang tot de kerk is in de sluitsteen het jaar 1661 gebeiteld, het jaar waarin de bouw werd begonnen.
De toren is niet exact vierkant, hij draagt in plaats van een spits een koepel, waarin in 1978 een carillon is geïnstalleerd, een geschenk van een plaatselijke industrieel.
De windwijzer op de koepel, toont een lam; lam Gods, Agnus Dei, doorgaans afgebeeld met een kerkvaan in de opgeheven rechtervoorpoot, stappend op grasgrond. De voorstelling wijkt hier enigszins mee af van het kerkelijk zegel. Het lam zou hier het vrederecht vertegenwoordigt.
De toren bevatte van origine een luidklok, zij was gegoten in 1687, door Claude Fremy te Amsterdam. Zij droeg de tekst:

Ik geef geklanck aan deese tooren
opdat mijnVolck Godts Wet enWoort zou hooren
N. Wiel

Deze klok werd op 2 juni 1943, door de Duitse bezetter gevorderd en afgevoerd, om via de smeltovens, de wapen industrie te dienen.

Op 24 november 1949, kon mede door de inspanning van het gemeentebestuur, de nieuwe klok worden ingehangen, gegoten door de klokkengieterij Eijsbouts te Asten
Zij draagt het opschrift:

1943 In donk’re dagen stierf der oude klokkenklank.
1949 Ik galm haar lied: aan God alleen de dank.


zijaanzicht van de fundering en gewelven. Restauratie 1877-1878

De kerkzaal.
In januari 1795 werd met Franse hulp, het volk van Holland van de Stadhouder-tiran bevrijd. De macht viel nu aan de patriotten ten deel. Zonder enige spijt zag men de oude Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, plaatsmaken voor de Bataafse Republiek.
Nieuwe wetten en werden uitgevaardigd om de heraldieke historie van de oude republiek te wissen. Zo werd bij het plakkaat van 8 juni 1795 gelast, alle familiewapens van gebouwen, grafzerken en zo meer te verwijderen. Niets mocht herinneren aan de Oranjegezinde regenten. Het kerkbestuur deed wat het kon om de glazen en andere heraldisch relikwieën te behouden. Ook de Vestingkerk werd door deze verordening getroffen, grafstenen en zerken vielen ten prooi aan een revolutionaire beeldenstorm, zo ook de glazen’. Na een intensieve correspondentie, kwam op 20 oktober 1798 bericht van het Provisionele bewind dat alles zo kon blijven als het was, mits in het vervolg gebroken glazen vervangen zouden worden door wit glas.
Helaas had het ‘ grauw al toegeslagen.
In de kerkzaal valt het licht nu door zes vensters met ongekleurd ‘glas in lood’.
Oorspronkelijk waren er tien geschilderde glazen, zij droegen de familiewapens en namen van de schenkers te weten:

de wapens en namen van Schout en Schepenen der stad Briel.
Item: van Baljuw en Leenmannen van den Landen van Voorne.
Item: van de penning meesters van de Groote- Visscherij.
Item: de gezagdragers der vesting, ( militair-gouverneur en /of schout en schepenen )
Item: de Commissarissen van ‘s Lands Fortificatiën.
Item: het College ter Admiraliteit op de Maze.
Item: de Predikanten en kerkraden te Hellevoetsluis.
Item: het Binnenloodsmans-gilde.
Item: de bevelhebbers der Oost-Indische Compagnie ter Kamer van Delft.
Item: de bevelhebbers van de zelfde Compagnie ter Kamer van Rotterdam.

De glas in lood ramen toonden hier duidelijk de binding aan tussen kerk en staat.

Grafzerken.
De vloer van de kerk is belegd met tegels van escauzijnse steen. Achter in de kerk, in de dooptuin (oostzijde), voor de preekstoel heeft men vijf grafzerken, eveneens uitgevoerd in voornoemd steensoort, samengebracht. De familiewapens zijn, tijdens de Bataafse revolutie, zwaar beschadigd of vernield.
Nieuw was het plakkaat, dat met ingang van 1796 er niet meer in kerken mocht ter aarde worden besteld. Tombes mochten niet meer worden geopend voor het jaar 1810.In 1795 dienden alle municipaliteiten begraafplaatsen aan te leggen, zover mogelijk van huizen en gewone wegen.
Tevens zullen alle ‘Gedistingeerde Gestoeltens’, in kerken en publieke gebouwen, zover mogelijk gelijk worden gemaakt met andere zitplaatsen.

Het orgel
De entree van de kerk voert onder de orgelgalerij, het wordt gedragen door vier houten Dorische zuilen die van marmerschilderwerk zijn voorzien. Het huidige instrument, geplaatst tegen de westzijde van de kerkzaal, is gebouwd door de Firma Van Vulpen te Utrecht. Het heeft twee klavieren en 15 registers. Bij de bouw is er gebruik gemaakt van onderdelen van het voorgaande orgel uit 1898. Het werd in 1968 in gebruik genomen.

Kerkmeubilair
– Tot het oudste meubilair behoren de preekstoel en de herenbanken, uitgevoerd in massief eikenhout. In 1968 ontdaan van een geelbruine verflaag, waarmee zij in de Bataafse tijd, werden bedekt, dit om te ontkomen aan de belasting op eikenhout. De preekstoel dateert 1686, hij heeft een zware messing lezenaar voor de kanselbijbel, die zelf 1714 dateert.
– De herenbanken, één bank voor schout en schepenen op de noord of de linkerzijde, voorzien van prachtige bloem- en bladermotieven. In het midden, boven de uitgewerkte kapitelen, het wapen van de polder het Weergors, op de bank het lam dragende de kerkvaan, bovenop de bank staat het levensgroot van hout en beschildert. De bank biedt plaats aan zes zitplaatsen. Zij wordt gezien, als de mooist gesneden bank. Schout en schepenen achtten zich voornamer dan predikant en kerkraad.
– Tegen de noordmuur, meer achterin, staat een kerkraadsbank, met vier zitplaatsen, mogelijk was dit eerde de diakenbank. Het snijwerk van deze bank is eenvoudiger uitgevoerd.
– Tegen de zuid- of rechtermuur, staat achterin een tweede kerkraadsbank eveneens met vier zitplaatsen. De bank heeft een rijker snijwerk als de andere banken, wellicht was dit de ouderlingenbank.

– Tegenover de bank voor schout en schepenen staats de loodsenbank, deze is in 1818 door het loodsmangilde geplaatst. Dit is de grootste bank met negen zitplaatsen, deze heeft geen houtsnijwerk.

Het eiken hek van de dooptuin is niet gedateerd, de 200 stoelen van het Oudhollands type dateren 1968. De zes messing of koperen kroonluchters zijn geschonken met de restauratie. De namen van de schenkers staan op koperen plaatjes op een houten bord op de noordelijke wand.
Twee oude psalm- of gezangborden sierende zijwanden , dicht bij de entree.
Aan de noordelijke kerkraadsbank, hangen drie collectezakjes ui de 19e eeuw, met de geborduurde letters:
K ( kerkvoogdij )
A ( armenzorg )
F ( fonds: ad pios usos.) Uit vrome liefdadigheid
Bibliografie:
Rijksdienst voor Architectuur en Monumenten 2001
– Streekarchief Voorne-Putten en Rozenburg. Brielle. 2014
– 300 jaar kerk op De Hellevoetse Sluis 1686 – 1986; door: A, J. Stasse
en Drs. W. B. Douwes.
Hervormd Hellevoet: De geschiedenis van de Nederlands Hervormd Gemeente van Hellevoetsluis. Uitgave van de Stichting Historie Hellevoetsluis, Door A. J. Stasse.

Fotos:
J. M. de Beun
Stadsmuseum Hellevoetsluis:
Stichting iconografisch Bureau.
Theo Rolvast

Hellevoetsluis: 12-03-2015
Auteur: J. C. H. Jansen.
Redactie: A. C. Pieké.
Beeld en fotobewerking: A. C. Pieké