Open Monumentendag 2010

Open Monumentdag, 2010, in het teken van ‘de smaak van de 19de eeuw’.

Wij hebben het thema van deze dag gericht op de gemeente Hellevoetsluis.
Maar eerst een stukje voorgeschiedenis.

Wij schrijven 1795 als de macht aan de patriotten ten deel valt.
In de Bataafse Republiek werden de Oranjeregenten vervangen door Patriottischgezinden.
Het scheermes van de revolutie, de guillotine, bleef ons land bespaard maar de economische malaise waarin wij verkeerden, bleef.
De toestand verergerde zich door de eisen die Frankrijk aan de Republiek stelden. Voor de gevraagde hulp aan Frankrijk door de Republiek, werd er honderd miljoen gulden geëist, tevens moest er 75 miljoen gulden betaald worden voor het onderhoud van de Franse troepen.
De Hollandse economie was ingeslapen. Men zag of wilde, de ontwikkelingen, en resultaten van nieuwe technieken niet zien. Het verging ons land steeds slechter, wij beschikten zelf niet over grondstoffen, daarnaast een beperkt handelsgebied. Vloot en leger waren gereduceerd tot een minimum.
Deze periode van 1780-1810 werd gekenmerkt door de ‘Jan Saliegeest’ een tijd waarin het volk armoede leed.
Een gevolg hiervan, is dat men dikwijls met minachting neerziet op de patriottische periode.
Hoewel zij niet als één van de beste tijdperken van onze geschiedenis kan worden aangemerkt, heeft zij met de openstelling van de wetenschappelijk genootschappen en verenigingen voor de burger, de tijd van verlichting ingezet.
Het is juist deze tijd dat de genootschappen voor proefondervindelijke wijsbegeerte, litteratuur, architectuur, wetenschap en techniek werden opgericht.

De 19de eeuw, werd een eeuw met twee gezichten, traditie en vooruitgang.
De technologische vernieuwingen van de industriële revolutie en het teruggrijpen naar vormgeving uit het verleden, wel met eigentijdse vindingen en toepassing van nieuwe materialen.
In de architectuur, het interieur.en andere kunstvormen resulteerde dit in het: neoclassicisme, neogotiek, neorenaissance, neoromaans, kort gezegd de neostijlen.
Een combinatie die verrassende monumenten heeft opgeleverd.
Daarnaast werden verschillende historische stijlen, overdadige composities, nieuwe details en nieuwe technieken naast elkaar gebruikt in één gebouw: deze ontwerpmethode resulteerde in de eclectische stijl.
Vele voorbeelden hiervan zijn terug te vinden in Den Haag.

In de onze omringende landen waren deze ontwikkelingen reeds ingezet aan het eind van de 18de eeuw.
Het Koninkrijk der Nederlanden, samengevoegd onder koning Willem I, kende pas zijn stormachtige ontwikkeling, halverwege de negentiende eeuw.
Met de industriële revolutie verschenen in het land de civiele werken, spoorwegen, kanalen, bruggen, fabrieken, abattoirs, gemalen en watertorens. De betrokken ingenieurs en constructeurs maakten daarbij gebruik van de nieuwe materialen, zoals gietijzer, staal, glas en gewapend beton.

Met de opkomst van de burgerlijke samenleving en haar nieuwe verworvenheden, verrezen er warenhuizen, winkelpassages, stationsgebouwen. Plaatsen van ontspanning, als musea, theaters, muziekzalen en sportgebouwen, zij kregen een bijpassende stijl, uit vroegere periodes.Gebouwen die gezag moesten uitstralen werden uitgevoerd in neoclassicistische stijl en de neogotiek voor nieuwe meestal rooms-katholieke kerken.
Mooi voorbeeld hiervan is de kerk en de pastorie aan de Opzoomerlaan, gewijd aan St. Antonius van Padua. Het is een éénbeukige neogotische bakstenen kerk, met renaissance versieringen, gebouwd naar een ontwerp van de architect E. J. Margry in 1890-1891. De kerk wijkt af van het oorspronkelijke bestek, zij is gebouwd zonder toren. De pinakels zijn van de spitsen ontdaan.

In 1824 besloot Koning Willem I dat kerktorens en andere hoge gebouwen alleen met goedkeuring van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Openbare Werken en Waterstaat gerealiseerd mochten worden.
Een gevolg hiervan was dat de ingenieurs in dienst van deze ministeries, grote invloed hadden op de bouwkunst vanaf de 19de eeuw. Veel gebouwen kregen een standaard ontwerp. In Nederland wordt deze vorm van het neoclassicisme ook wel de Waterstaatstijl genoemd.

De vesting.
De aardwerken van de vesting Hellevoetsluis inclusief de Fronten I -II en het Hollands Bolwerk dragen geen specifieke kenmerken van neoclassicistische aard, hoewel een deel van hen in de 19de eeuw is aangelegd. Deze werken waren onderhevig aan de discipline van de militaire ingenieurs van de Dienst der Fortificatiën, Genie of Rijkswaterstaat.

De meeste gebouwen binnen de vesting, gebouwd in de 19de eeuw dienden het militaire apparaat, zowel marine als landmacht.
Hierin herkent men een aantal stijlen, het neoclassicisme neogotiek en vooral de militaire architectuur. Zij worden gedragen door de volgende gebouwen.
Poortgebouw – Schietkatoenloods / Affuitenloods – Machinistenschool & Officierskantine (het ‘Tromphuis’) genoemd, zijn neoclassicistisch.

Munitieopslagplaatsen, bergplaatsen voor bewapening en ravitaillering. Zij zijn sterk beïnvloedt door de militaire architectuur waarbij de utiliteitsfunctie van de gebouwen en onderkomens voorop stond.
De Bomvrije kazerne Haarlem is een goed voorbeeld van de voornoemde bouwstijl, gebouwd in 1880-1881 biedt het met haar vijfentwintig verschillende ruimten mogelijkheid tot kazernering aan 288 militairen. Het gebouw bevat sanitaire voorzieningen, keuken en kantine.

Technische voorbeelden van de industriële revolutie in de vesting kenmerkten zich in:
De stoommachine en de pompen van het droogdok – watertoren -marinebrug –
korenmolen en lichthuis (de vuurtoren).
Deze industriële zaken en gebouwen hadden ieder hun eigen technisch vernuft.

Pleisteren van façaden; was een ander kenmerk van de tijdgeest.
Dit om het achterstallig onderhoud van gebouwen te verbergen. Bovendien voldeed men aan de vraag, die om een neoclassicistische uitstraling vroeg.
Goede voorbeelden zijn de vestingkerk, landshuis, het kielmagazijn en de woning van de directeur van de magazijnen.
Het admiraliteitsgebouw aan de Oostkade dateert de 17de eeuw. In het begin van de 19de eeuw, was de gevel deels met hout bekleed. Later gepleisterd, zonder de specifieke kenmerken van het neoclassicisme.

Het Pompgebouw van het droge dok.
In het begin van de 19de eeuw maakte de vesting kennis met de neobouwstijl, dit door een pompgebouw behorende bij het droogdok, ontworpen door waterbouwkundig ingenieur Jan Blanken. Hij had zich sterk door deze stijl laten beïnvloeden. Uitgezonderd de schoorsteen verwees geen enkel onderdeel van het gebouw naar het daar geplaatste pompmechanisme.
Dit was nieuw in de militaire traditie, die geen afwijkingen in hun bouwstijl toestond.
In menig opzicht verschilde het bouwwerk van Blanken met de Nederlandse bouwtraditie. Het had een aangepaste architectuur van een eenvoudige ‘Dorische of Toscaanse’ orde, die zich kenmerkt door een terughoudend en sober gebruik van ornamenten. Het lijkt sterk op de ontwerpen van de Amsterdamse stadsarchitect Van der Hart, die door Franse ontwerpers was beïnvloedt.
In de jaren zestig van de vorige eeuw werd het gesloopt en in onze tijd vervangen door een replica.
Een restant van het pompgebouw, zijn drie stiepen, die als tastbare herinneringen, op het dokterrein staan opgesteld, zij droegen de vloer waarop de stoommachine stond.

In de omgeving van Jan Blanken, ten tijde van de bouw van het pomphuis bewoog zich een niet onbelangrijk figuur, de stadsarchitect van Rotterdam van Italiaanse afkomst Jan Giudici (1746-1819). Een architect die de schakel vormde tussen de 18de en 19de eeuw.
In deze functie heeft Giudici buitenhuizen, stadswoningen en kerken op zijn naam staan. In 1786 werd hij aangesteld tot architect en Inspecteur-generaal der gebouwen van de Admiraliteit op de Maze. In dezelfde functie werd hij in 1795 bij het Verenigd Departement van Rotterdam en Vlissingen benoemd.
Hij ontwierp en bouwde, het arsenaal te Rotterdam waarvan een deel later dienst zou doen als Rijksentrepot. Het ‘Grootmagazijn’ voor de Admiraliteit op de werf van Hellevoetsluis werd onder zijn supervisie voltooid.

Het is onwaarschijnlijk dat de waterbouwkundig ingenieur Blanken ooit de architect Giudici heeft ontmoet. De eerste werkte voor de bewindvoerders van de Bataafse Republiek en de architect voor de Admiraliteit.
Tot slot een stuk 19de eeuwse geschiedenis van het bijzondere monument ‘Landshuis’, waar u vandaag als gast aanwezig bent.
Het huis bleef na 1795 bij het ingaan van de Bataafse Republiek, functioneel, ook tijdens het Koninkrijk Holland onder Lodewijk Napoleon en de inlijving bij Frankrijk in 1810.
Na de Franse tijd werd het gebouw Rijkseigendom. Het viel onder het Departement van Oorlog en in opdracht van dat ministerie geschikt gemaakt als Artillerie Arsenaal.

Daartoe werd aan de voorzijde van het gebouw het bordes met de twee trappen naar de bel-etage verwijderd en gewijzigd in een enkelvoudige zestredige trap en de voordeur vervangen door een dubbele deur, de raampjes aan beide zijden van de ingang werden
dichtgezet.
De raampartijen aan de voorkant werden veranderd. Boven de hoofdingang kwam een pakkozijn met twee deuren en een hijsbalk.
Waarschijnlijk is toen de voorgevel voorzien van een witte pleisterlaag.
De voor- en achterkamers op de eerste verdieping werden doorgebroken. De aanbouw aan de achterzijde werd een paar jaar later gesloopt.
Wij mogen ons gelukkig prijzen dat de toenmalige bestuurders van Hellevoetsluis, zich ingezet hebben voor de ingrijpende, zeer kostbare restauratie.
Dit gebeurde onder de bezielende leiding van de Rijksdienst van Monumentenzorg, en architect Canneman die gedurende de jaren zestig van de vorige eeuw, zowel zorg droeg voor het exterieur als wel het interieur.
Dank zij hen, verkeerd Landshuis in een goede staat.
De commissaris van de koningin van Zuid-Holland merkte bij de officiële ingebruikneming op: ‘uw gemeente heeft het mooiste Admiraliteitsgebouw van Holland’.

In de gemeente Hellevoetsluis vinden wij buiten de vesting in de wijken nog enkele voorbeelden van monumenten in neostijlen.
Nieuwenhoorn:
Hier werd het koor van de Hervormde Kerk in het midden van de 19e eeuw opgeofferd om aan de Oostzijde van de kerk een aanbouw in neoclassicistische stijl te maken. De nieuwe ruimte dient tot op heden als consistoriekamer. De aanbouw, gedekt door fronton met timpaan, maakt een vervallen indruk door achterstallig onderhoud van het houtwerk dat in de constructie is gebruikt.
Het zinken dak op de uitbouw wordt als een storende factor ervaren.
De inrichting van de kerk is 19de eeuws conform de grondtekeningen van de architecten I. Hooiberg en A. A. Arkenbout. Een belangrijk object van het interieur is het orgel, gebouwd tussen 1819-1821 door de beroemde Utrechtse orgelmakersfamilie, Betz.

Het voormalige raadhuis van Nieuwenhoorn:
groot rechthoekig pand met verdieping. Gebouwd 1832-1834, naar een ontwerp van C. Spoon. Multifunctioneel gebruikt als raad en polderhuis, daarnaast als school- en schoolmeesterswoning.
Sobere neoclassicistische gevel waarvan de oorspronkelijke entree, de trekken draagt van de Empirestijl. Tussen 1871-1872 werd het schoolgedeelte naar links uitgebreid met een lokaal, een tweede entree en een verdieping. Dit verstoort de symmetrie van de voorgevel.

In 1838 werd de raadzaal door A. Luttenberg verrijkt met zeventien op doek aangebrachte behangselschilderingen.
Drie daarvan geven in grisaille, uitbundig met bladmotieven geflankeerd, de wapens van Nieuwenhoorn en de Nieuwe-Goote weer, zo ook informatie over een aantal personen ten tijde van de stichting. De overige veertien schilderstukken, chronologisch gerangschikt, hebben niet zozeer een artistieke waarde, maar dragen de zeldzaamheid van een cyclus historieschilderingen.

De nieuwe school in Nieuwenhoorn:
zij dateert 1881, een gebouw met vijf lokalen, zonder enige verfraaiing, doelmatig. In de loop der tijd aangepast met een aangebouwde natte ruimte, waarin tevens de entree is geplaatst, hierdoor is de symmetrie en het siermetselwerk in twee dichtgezette ramen, verstoord.

Nieuw-Helvoet:
hier vindt men een bijzonder complex in neorenaissancestijl.
Het ontwerp een zogenoemd combiontwerp bestaat uit een school met raadhuis en een onderwijzerswoning. Hiervoor werd de architect J. v. d. Ban uit Haarlem aangetrokken. Het geheel dateert 1903.

De pastorie van de Nederlandse Hervormde kerk:
uitgevoerd in neoclassicistische stijl dateert 1809. Het gebouw is in de negentiger jaren van de vorige eeuw gerestaureerd. De kleur van de bouwstenen is bijzonder, de steenzetting en het metselwerk van hoge kwaliteit. De entree van het gebouw heeft kenmerken van Empirestijl.

Samenvattend blijkt, dat de verschillende cultuurpatronen in deze regio sterk van elkaar afwijken. De oorzaak ligt in de separate ontwikkeling van de delen waaruit het eiland Voorne bestaat.

De vesting:
hier werd de cultuur bepaald door het militaire apparaat. De wisselende militaire sterkte van de vesting en de passanten waren onderhevig aan het West-Europese spanningsveld en de binnenlandse onlusten.
De kleine groep inwoners die permanent hier verbleven, waren dienstbaar aan dit apparaat, zij zullen geen of weinig invloed hebben gehad tot een hogere graad van cultuurontwikkeling. Financieel was de vesting afhankelijk van Brielle en het ministerie van Oorlog, beide vormden een hinderpaal tot culturele groei, individuele uitzonderingen daargelaten.

Nieuw-Helvoet – Nieuwenhoorn – Nieuwe-Goote:
zij waren zelfstandige landbouwgemeenten, financieel onafhankelijk, mede door de opbrengsten van hun grote landbouwgebieden, de bevolking verkeerde hierdoor in een bepaalde welstand. Hun culturele erfgoed, berustte meest op oude tradities met haar verleden. Voorbeelden zijn de eeuwenoude kerken en raadhuizen.
Wel leidde dit tot redelijke goede sociale voorzieningen zoals wezen, armen en ouderenzorg. De financiële archieven van kerken getuigen hiervan.

Slotopmerking:
Het bleek bij onze inventarisatie dat ‘de smaak van de 19de eeuw’ grotendeels aan ons eiland voorbij is gegaan, militaire- en boerentraditie speelde hierbij een grote rol.
De geïsoleerde ligging van het eiland Voorne en de destijds gebrekkige communicatie waren hiertoe geen stimulans.

Van bestaande gebouwen, trad aan het licht dat zij een magere afspiegeling zijn van de grootstedelijke neostijlen, zowel exterieur als interieur. Een enkele uitzondering daargelaten.

De gehele 19de eeuw, met haar enorme voortschrijding in techniek, zoals telegrafie, telefonie, fotografie, de eerste elektriciteitsvoorzieningen en de film, gaven wereldwijd, de impuls tot uitwisseling van wetenschap, handelsgeest en cultuur.
Aan het einde van de eeuw, in diverse kunstdisciplines, opkomst van de constructieve en rationele richting de ‘Nieuwe Kunst’, met als voorvechter de architect H.P. Berlage. De koopmansbeurs te Amsterdam is hiervan een goed voorbeeld.
Dit was de aanzet tot de Moderniteit van de 20ste eeuw, deze ontwikkeling zet zich heden ten dage op alle fronten, in het kwadraat, voort.

Auteurs: A.C. Pieké J.C.H. Jansen Hellevoetsluis, 11 september 2010