Koninkrijk Holland

HET KONINKRIJK HOLLAND 1806-1810

Het effect van het koninkrijk op Hellevoetsluis:
in geen enkel tijdvak van de geschiedenis, zijn er zoveel besluiten en voorschriften betreffende de civiele en krijgsmacht organisatie, kleding en uitrusting uitgevaardigd. Als tijdens de korte regeerperiode van Lodewijk Napoleon Bonaparte (1806-1810).
Lodewijk de 27-jarige koning was een ijverig man met een grotere macht, die aanmerkelijk groter was als die van de raadspensionaris. Hij hield zich dan ook voortdurend bezig met het schrijven van wetten en voorschriften ten behoeve van het welzijn van het land en het volk dat hem was toevertrouwd. Het leger, maar vooral zijn gardetroepen, mochten zich dan ook verheugen in zijn grote belangstelling.
Vandaar de overvloed van voorschriften die dikwijls al naar korte tijd achterhaald werden.
Vaak werden of konden de voorschriften niet tot uitvoering worden gebracht door gebrek aan geld of materiaal. De factor tijd speelde al direct een rol voor de militaire kleding, een termijn van afdragen voor een overjas, bedroeg al vier jaren. De uniformen en het lederwerk uit de tijd van de Bataafse Republiek, werd dan ook jaren doorgedragen. Dit laatste ging zeker op voor een groot aantal korpsen van de burgerwacht.
In veel gevallen was de wil en invloed van de broer van de koning, de keizer Napoleon, duidelijk waar te nemen. Een voorbeeld van zijn politieke invloed op de uniformering was het feit dat de infanterie, in plaats van het traditionele blauw, in het wit moest worden gekleed. De aangevoerde politieke achtergrond had twee redenen:
– Napoleon meende de Engelse handel een gevoelige slag toe te brengen, door het indigo, een plantaardige verfstof uit India te verbieden:
– De Engelsen hadden een totaal embargo op strategische goederen ingesteld, want zij hadden zelf een tekort aan grondstoffen.
Holland, Westfalen, Napels en Spanje, waren de staten waar het eerst met de nieuwe uniformering werd begonnen, het Franse leger volgde op een beperkte schaal. De meeste of weinig van deze zaken raakte Hellevoetsluis, niets of nauwelijks.
Het jaar 1801 had wel enige hoop gegeven voor Hellevoetsluis, toen een Frans eskader in gereedheid moest worden gebracht, waarschijnlijk voor Louisiana om daar het Franse gezag te vestigen. Hierdoor was het reservemateriaal op de werf verbruikt, de werklieden ontslagen en patrouilleerde een Britse vloot voor de Hollandse kusten.
De Franse Minister van Marine Koloniën, Denis, Duc de Decrés bracht dat zelfde jaar ook een bezoek aan de werf, waarna hij een decreet uitvaardigde dat Hellevoetsluis oorlogshaven werd. De bewoners van de vesting zullen niet verwacht hebben dat hierdoor de situatie van de werf en dus hun economische toestand zou verbeteren, in tegendeel het bracht slechts bittere armoede voort.
In Hellevoetsluis bleef alles bij het oude, het lament werd zelfs erger, toen in 1804 de havenwerken en in 1806 het eerste deel van het droge dok, het kieldok, gereed waren om het eerste schip, de Euridice te ontvangen. Grotere activiteiten bleven uit, zelfs de materialen voor scheepsreparatie ontbraken op de werf.
Pas in 1811 kwam er enige opleving op de kwijnende Hellevoetse werf, toen admiraal De Winter een eskader van zes Hollandse en zes Franse schepen, hier in gereedheid liet brengen.
Hier stoppen de activiteiten in Hellevoetsluis.
Opmerking: De Winter geb. 23 maart. 1761, overl. 2 juni 1812, was een vertrouweling van Lodewijk Napoleon, de koning van Holland, na 1810 van de keizer Napoleon. Deze laatste benoemd De Winter als graaf van Huessen en maarschalk van leger en vloot. Hij ontvangt het Groot Kruis van het Légion d’honneur en wordt benoemd tot inspecteur-generaal van het commandement van de Noordzee.
In 1811 belast met het commandement, van de verzamelde vloot bij Texel. Kort hierna wordt hij ziek en overlijdt te Parijs. De admiraal De Winter wordt met veel statie naar zijn laatste rustplaats gebracht en bijgezet in het Pantheon. Zijn hart rust in een urn in de Bovenkerk van Kampen.

De verdediging van Hellevoetsluis: over de periode van het koninkrijk Holland is weinig of niets bekend. De detachementen die hier waren gelegerd, zullen bestaan hebben uit enkel compagnieën infanterie ter bewaking van de haven, het uitvoeren van wachtdiensten, het bemannen van een aantal batterijen van de artillerieafdeling, met de vuurmonden en het bijbehorende materiaal. Het geheel werd gedirigeerd door de commandant vanuit het ‘Garnizoen Brielle’.
Belangrijke incidenten hebben zich tijdens deze periode niet voorgedaan.

Het Koninklijk Hollandsche Leger.
Stellig verdient Lodewijk Napoleon meer krediet, dan dat hij tot voor kort heeft ondervonden. Zijn eerlijke pogingen om de Nederlandse belangen, niet op te offeren aan de willekeur van zijn broer, strekken hem daartoe tot eer. Zijn weigering om hier de conscriptie in te voeren als zijnde de verplichte inschrijving voor de krijgsdienst, die in Frankrijk reeds jaren bestond, heeft het aantal Nederlandse slachtoffers van Napoleons oorlogen aanzienlijk beperkt. Zijn tolerante houding tegenover de officieren die onder de prins van Oranje gediend hadden, was begripvol en vergevingsgezind. Zelfs de militairen die de prins als vorst van Fulda dienden werden nog in 1806 in het Hollandse leger ingelijfd.
Lodewijk Napoleon moest op last van de keizer Napoleon aftreden. Deze laatste ergerde zich er aan dat de door hem uitgevaardigde decreten, niet of onvoldoende door zijn broer werden uitgevoerd en gehandhaafd.
Ook het optreden van Lodewijk tijdens de inval op Walcheren kon de goedkeuring van Napoleon niet wegdragen.
Hierop onthief hij zijn broer van het commando en plaatste de maarschalk Bernadotte aan het hoofd van de Hollandse troepen.
Lodewijk van zijn taak ontheven, achtte dit als een grove belediging. Zijn generaals adviseerde hem met Frankrijk te breken maar hij gaf de voorkeur te abdiceren ten gunste van zijn zoon, dit om het Koninkrijk Holland te sparen voor een Franse inval.

Krijgsverrichtingen:
Het bondgenootschap met Frankrijk verplichtte het Hollandse Brigade tot deelname aan een aantal veldtochten.
– 1806-1807, Westfalen en Hannover. De divisie Dumonceau, nam de vestingen Hamelen en Nienburg in.
– 1807-1808, Pommereren. Inname van Stralsund.
– 1808-1810, Spanje. Gevechten bij Durango, Mesa de Ibor ,Mérida, Talavera de la Reina, Almonaci en Ocana.
– 1809, Meckelenburg en Pommeren. Stralsund wederom ingenomen en slag geleverd met de vrijkorpsen van de hertog van Brunswijk.
– 1809, Zeeland. Het Hollandse leger eerst onder bevel van Koning Lodewijk, later na de reorganisatie op last van de Keizer,van de maarschalk Bernadotte. De Hollanders hebben zich onderscheiden bij de herovering van Bath.

In 1811 werd na de inlijving bij Frankrijk de conscriptie ingevoerd, hierdoor moesten duizenden jongeren de Keizer naar zijn bloederige slagvelden volgen.
In grote trekken denken wij nog aan het moedig gedrag van de Nederlanders, naast andere nationaliteiten, die in de legers van Napoleon streden, op Spaanse en Russische slagvelden.


Bronnen:
– Nederlandsche Krijgsgeschiedenis van 1568 tot heden. Door: I. L. Uiterschout. Gebr. Van Cleef ‘s Gravenhage 1937.
– De Nederlandse Infanterie. H. Ringoir. Uitgave van G. A. J. van Dishoeck.Bussum
– Flitsen uit de geschiedenis van Hellevoetsluis, door Klaas Buitenhuis. Hellevoetsluis 1981.
– Het admiralenboek. Luc Eekhout. Bataafsche Leeuw, Amsterdam !992.
– Uniformen van het Nederlandse leger, ten tijde van de Bataafse republiek en het Koninkrijk Holland 1795-1810. door Dr. F.G. de Wilde. Uitgave de Bataafsche Leeuw. A’dam 1999.
– Archief van de auteur.

Hellevoetsluis 29 oktober 2011.

Auteur: J. C. H. Jansen
Redactie: A. C. Pieké
Bewerking beeldmateriaal: A. C. Pieké