Hellevoetsluis in de Engels-Nederlandse oorlogen

tijdens de 17de en 18de eeuw

Inleiding:
omstreeks de tweede helft van de 16de, 17de en de 18de eeuw, ving de strijd aan om de hegemonie ter zee over te nemen van Spanje, Portugal, Engeland en Frankrijk. Naijver leidde tot heftige concurrentie waarbij de handelsbelangen een militairmaritiem karakter kregen.
Ook de haringvisserij van de Republiek in Engelse kustwateren viel niet in goede aarde. Uiteraard hadden deze schermutselingen invloed op de manier waarop Engelsen en Nederlanders over elkaar dachten. De oorlogen gingen gepaard met een opleving in propaganda aan beide zijden. Zoals ook nog in onze tijd gebruikelijk waren alle partijen ervan overtuigd dat God aan hun kant stond.
De kooplieden en het volk beriepen zich op het gedachtegoed van de ‘Vrij schip, vrij goed’. Hugo de Groot, deed daarbij een niet geringe duit in het zakje, met zijn beroemde verhandeling; ‘Mare Liberum’, de vrije zee. De Engelsman John Selden schreef in 1635 zijn ‘Mare-clausum, De besloten zee’. Daarmee eiste hij voor Engeland de soevereiniteit voor de Noordzee en de passage van het nauw van Calais op.
Ondertussen bevoeren de handelsschepen van de Verenigde Oost Compagnie het zuidelijk halfrond op zoek naar specerijen in veraf gelegen streken, zoals Celebes, Makassar en India de kust van Coromandel, dit voor het winnen van salpeter. Colombo en Batavia werden thuishavens voor de V.O.C.. Op het noordelijk halfrond manifesteerden de Hollanders zich in het Oostzeegebied met de hout- en wapenhandel en de walvisvaart. In de Noordelijke IJszee op het eiland Spitsbergen, werden honderden gevangen walvissen verwerkt in de traankokerijen tot lampolie en vetten. Niet voor niets werd de hoofdplaats van het eiland Smerenburg genoemd. ‘En ter wille van het smear, likte de kat de kandeleaer’.
Weinig ging er verloren van de enorme zoogdieren, zelfs de veerkrachtige strippen uit de walvisbaard, diende de dames om de rokken te plooien en hun korsetten te vormen.

Michiel de Ruyter, redder van de Republiek
‘Waer de Heeren Staten hun Vlagh vertrouwen sal ick meyn Leven waaghen’. Deze woorden van De Ruyter stonden aan de basis van zijn roem.
Michiel de Ruyter luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland was betrokken bij drie van de vier zeeoorlogen, vele zeeslagen stonden onder zijn leiding. Deze man zult u allen wel bekend zijn, van de blauw geruite kiel draaiend aan een touwslagerrad, de kapitein die het dek van zijn schip met boter liet insmeren en daarmee veel Christenslaven en een aantal Hongaarse predikanten bevrijdde. Kortom onze nationale held, par-excellence.

v.l.n.l. Engel de Ruyter – Michiel de Ruyter – Anna van Gelder – Jan – kind van Anna uit eerder huwelijk – Alida de Ruyter – Margaretha de Ruyter – Cornelis de Witte kleinkind – Anna de Ruyter – Johan de Witte schoonzoon – Cornelia de Ruyter

Privéleven van Michiel de Ruyter:
Drie keer gehuwd:
1) Maekien Velters 1604-1631 sterft in het kraambed, het kindje Aelken drie weken later.
2) Kornelia Engels 1607-1650 vier kinderen Zoon Adriaen 1637-1655 dochter Cornelia 1639-1720 dochter Alida 1642-1679 zoon Engel 1649-1683.
3) Anna van Gelder 1614-1687 brengt een dochter Grietje 1645- ? en zoon Jan 1647-1673 mee uit een eerder huwelijk. Dochter Margaretha 1652-1688 en dochter Anna 1655-1666.
Cornelia huwde met Johan de Witte 1635-1683 zoon Cornelis 1660-1683 zoon Michiel 1662-1683.

Van de kinderen van de Ruyter zorgden de dochters Alida en Margaretha voor zijn nageslacht.

Anna van Gelder, was de derde vrouw van De Ruyter. Uit alles blijkt dat de relatie zeer hecht was. Zij vergezelde haar man waar mogelijk naar den Helder of Hellevoetsluis om hem uit te zwaaien en wachtte hem op bij terugkomst. Als de Ruyter op zee was schreef hij verscheidende malen per week naar zijn vrouw.
Als kapiteinsvrouw zorgde zij voor de victualisering van de schepen en dat was geen sinecure.De hoeveelheden voedsel, drank en gereedschap, dat ingekocht moesten worden was bij een bemanning van vier tot vijfhonderd koppen niet gering. Zij was zich reeds bewust van het belang van verse groenten voor de bemanning. Zij deed dit bijzonder correct en hield daarbij toezicht op de financiën. Gelden van de staten werd opgestuurd naar de Ruyter om slaven vrij te kopen. Bij de retourlading zag zij toe op de verkoop van de goederen. Buitgeld werd door haar beheerd. zij was mede verantwoordelijk voor de uitbetaling van het maandgeld aan de zeelieden en dat dit op tijd aan de vrouwen werd uitgekeerd. Als de admiraliteit te traag was met het leveren van geld, dan deed ze haar beklag.
Anna en de Ruyter waren zeer bevriend met Johan de Witt en Wendela Bicker en schreven elkaar geregeld. Het huishouden van Anna en de Ruyter was sober en eenvoudig. Zij deed veel zelf, wat niet gebruikelijk was in de hogere kringen, zij werd daardoor het onderwerp van achterklap. Door haar stiefzoon Engel werd zij en voortreffelijk stiefmoeder genoemd. In 1687 werd haar stoffelijk overschot bijgezet in het praalgraf van Michiel de Ruyter.

De Ruyter leefde in de hoogtijdagen van de Republiek, in de zeventiende eeuw. Tijdens drie van de vier oorlogen die Nederland met Engeland voerde, had De Ruyter een hoge positie bij de Nederlandse marine.
In 1607 werd Michiel de Ruyter geboren te Vlissingen. Op zijn elfde maakte hij al zijn eerste zeereis en vanaf dat moment voer hij regelmatig aan boord van een koopvaardijschip naar de Cariben. Omdat het schip bewapend was, kwam het dikwijls in gevechtssituaties waar de jonge Michiel zijn eerste ervaring met artillerie, maar waarbij de handel primair bleef.
In de jaren 1630 trok hij er een aantal keer als walvisvaarder op uit. Langzaam bouwde hij een reputatie op van een betrouwbare, goede zeeman en werd een gegoede burger van Vlissingen. In 1641 werd hij kapitein van zijn eigen schip, in dienst van de Zeeuwse admiraliteit. Al snel bleek dat hij een voortreffelijk tacticus was.
Maar toen in 1650 zijn vrouw Neeltje Engels stierf, wilde Michiel de zee vaarwel zeggen. Hij werd echter al snel teruggeroepen, als de eerste Engels-Nederlandse oorlog uitbreekt in 1652. Met de Slag bij Plymouth op 23 augustus van dat jaar boekt de Republiek onder De Ruyter’s bevel de eerste overwinning in de oorlog. Hiermee is hij in een zeeheld. Een ander belangrijk wapenfeit was de herovering van de nederzettingen in West-Afrika op de Engelsen in 1664. De Ruyter verwoestte bovendien de Engelse factorijen, stak de Atlantische Oceaan over en berokkende daar de Britse koloniën grote schade.

Deels tegen zijn zin in zorgde Johan de Witt er in 1653 voor dat hij vice-admiraal van Amsterdam werd. Een aantal jaren lang zwierf hij rond op zee. Hij hielp bondgenoten van de Republiek en wordt hier onder andere door de Deense koning voor beloond met de adelstand. Toen hij in 1665 terugkeerde in Amsterdam na tochten en veldslagen over de hele wereld, werd hij vrijwel meteen luitenant-admiraal, waarmee hij het opperbevel kreeg over de hele Nederlandse vloot.
In tien jaar tijd was een professionele marine ontstaan, waarin behoefte bestond aan standaardisering. De Ruyter leverde hieraan een beslissende bijdrage. Hij voerde een nieuw seinsysteem in en verbeterde de bevoorrading. Hij oefende manoeuvres in vlootverband, trainde zijn kanonniers, zodat ze sneller konden laden en schieten. Het zijn geen blijken van genialiteit, maar bij elkaar opgeteld werd de kansen op succes aanzienlijk vergroot. Voeg hieraan toe het vertrouwen dat zeelieden in De Ruyter hadden. Een luitenant-admiraal die zijn vloot niet nodeloos in de waagschaal stelde, verwierf de toewijding van zijn matrozen. Was hij ook nog eens succesvol, dan waren wonderen mogelijk.

De tweede oorlog in 1665 en de Vierdaagse Zeeslag, was het de eerste keer dat de Nederlanders zich echt de sterkere toonden van de Engelsen. De Ruyter’s ster bleef rijzen. Een fraai staaltje daarvan was de befaamde Tocht naar Chatham langs de Theems en de Medway in 1667, bij deze expeditie was De Ruyter weliswaar aanwezig, maar hij heeft ondermeer wegens ziekte weinig invloed gehad op het verloop. De Tocht naar Chatham was met de vaartuigen van die tijd één van de moeilijkst denkbare ondernemingen. Doel was om de bij Chatham opgelegde Engelse slagschepen te vernietigen. Maar om daar te komen moesten de Nederlanders eerst via een kronkelige rivier met vele ondiepten ver het vijandelijke gebied binnenvaren. Ze deden er dagen over.
Nadat ze de maritieme opstallen en de Docks van de Engelse marine in de as hadden gelegd, namen de Nederlanders ook nog eens het mooiste schip als buit mee terug. Alleen was dit vaartuig, de Royal Charles, veel zwaarder dan de Nederlandse schepen. Om het toch over de ondiepten te krijgen lieten ze het zeekasteel slagzij maken, waardoor het minder diep stak. Engelse ooggetuigen waren verbijsterd over zoveel vindingrijkheid en vakmanschap.
De Ruyter’s militaire loopbaan viel samen met een cruciaal tijdperk in de Nederlandse scheepvaartgeschiedenis. De oorlogvoering te water professionaliseerde tot wat later zou uitgroeien tot een heuse marine. Dit had als resultaat dat toen De Ruyter luitenant-admiraal werd, hij aan het hoofd stond van de beste vloot die de Republiek tot dan toe had gehad.

De derde oorlog, tussen 1672 en 1674, is de enige die door Nederland gewonnen is. Vooral de overwinning bij Kijkduin in 1673 wordt al eeuwenlang als belangrijk gezien. Hoewel de combinatie van de Engelse en Franse vloot in aantallen veel te sterk was voor de Nederlandse vloot, wist De Ruyter de overwinning te behalen. Deze nederlaag was voor de Engelsen een van de redenen om zich later uit de oorlog terug te trekken, maar ook om een andere reden erg belangrijk voor Nederland. Zouden de Nederlandse schepen hier namelijk niet overwonnen hebben, dan zou een invasie vanuit zee waarschijnlijk niet te stoppen zijn geweest, en zouden Frankrijk en Engeland, Nederland waarschijnlijk ingenomen hebben. Een jaar na het einde van deze oorlog, in 1675, werd hij met een zwakke vloot naar de Middellandse Zee gestuurd om Spanje te helpen. In 1676 voer hij uit naar de Middellandse Zee voor een actie met de Portugezen tegen de Fransen. De schepen, de bevoorrading, de commandostructuur – niets deugde. In de laatste Slag bij Syracuse op 22 april 1676 raakte De Ruyter gewond en een week later stierf hij, op 69-jarige leeftijd.

En schreit vergeefs met bloedige oogen
Op ‘t heldenlyk, dat in dees noot
Te vroeg ten roof viel aan den Doot:,

Met deze woorden bezong Johannes Antonides van der Goes (1647-1684), de grootste dichter van zijn tijd, de grootste Nederlandse admiraal aller tijden. De Ruyter stond bij zijn leven al bekend als een rechtvaardige bevelhebber en bovendien een eenvoudig man die probeerde zich niet mee te laten sleuren in allerlei politieke ruzies.Hij kreeg de bijnaam ‘Bestevaer’, wat zoiets als grootvader betekent.

Een geboren leider, wist van de Nederlandse zeemacht met haar afzonderlijke bewindslieden een goed getrainde eenheid te maken. In samenwerking met Johan de Witt en later Prins Willem III bouwde hij een ongeëvenaard sterke Nederlandse marine op. Zijn plichtsbesef en vaderlandsliefde waren groot.
De laatste heldendaden van de Ruyter vonden plaats tijdens het Rampjaar en vlak daarna, de vloot was toen al op zijn retour.
De overlevingsstrijd van de Republiek lag niet langer op zee, maar op het land. Alle middelen, aandacht en energie gingen naar het leger. De Ruyter’s tijd was voorbij.

Michiel de Ruyter is veelvuldig geroemd in gedicht en vele boeken. Zijn portret hing toen hij nog leefde in de vergaderzaal van de vijf admiraliteiten. In heel Europa werd hij gezien als de grootste admiraal van zijn tijd, zo getuigen zijn vele onderscheidingen.

Heden ten dage is hij nog altijd een begrip en blijft tot de verbeelding spreken. Er wordt geregeld een krans gelegd op zijn graf in Amsterdam door de bemanning van een buitenlands oorlogsschip als dat onze hoofdstad aandoet.
In Vlissingen staat een enorm standbeeld van hem. In de vestinghaven Hellevoetsluis heeft hij een bronzen plaquette, een Ruyterhuis en een speciale wandeling. De film die recent over hem is gemaakt blijkt een groot succes.

Cornelis en Johan de Witt
Cornelis de Witt werd geboren 1623 en Johan de Witt in 1625 te Dordrecht als tweede zoon uit een oud regentengeslacht. De beide zonen, Cornelis en Johan, werden in 1641 naar Leiden gestuurd om rechten te studeren. Behalve in rechten was de jonge Johan ook zeer geïnteresseerd in wiskunde. Na drie jaar studie gingen de jonge mannen met hun vader Jacob mee op een diplomatieke reis naar Denemarken en Zweden. Hierna maakten ze nog een twee jaar durende rondreis door Frankrijk, Zwitserland en Engeland om hun opvoeding te voltooien.

Johan de Witt: eenmaal terug in Nederland, vestigde zich als advocaat in Den Haag. In 1650 werd hij, op dat moment 25 jaar oud, staatsgezind en antioranje, benoemd tot pensionaris van de stad Dordrecht. Zo kwam hij terecht in de Staten van Holland, waar hij al snel opviel door zijn scherpe geest. Toen stadhouder Willem II in november 1650 plotseling stierf aan waterpokken was zijn erfzoon (de latere Willem III) nog niet geboren. In januari 1651 kwam in Den Haag de zogenoemde Grote Vergadering van regenten uit de gewesten bijeen, die zich moest buigen over de vraag wie Willem II zou moeten opvolgen. De Staten van Holland benoemden in 1653, de jonge, slimme Johan de Witt als raadpensionaris.
In 1654 werd besloten dat de zoon van Willem II nooit stadhouder van Holland zou kunnen worden (Acte van Seclusie), het begin van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk dat tot 1672 zou duren. De Republiek kreeg intussen ook in toenemende mate last van twee vijanden: Engeland en Frankrijk. Engeland zuchtte onder de dictatuur voor Oliver Cromwell en beleefde daarmee allerlei intriges rondom protestantse en katholieke koningen. Het land was zich bewust geworden van zijn handelsambitie, wat zich uitte in een roofdierachtige politiek jegens de Republiek.
In Frankrijk begon omstreeks 1660 de imperialistische Lodewijk XIV (de Zonnekoning) zich te roeren. Johan de Witt probeerde met beide mogendheden op goede voet te blijven, wat het meest gunstig was voor de handel.
De Eerste oorlog met Engelse was voor de Nederlandse Republiek een onthutsende ervaring. Hollanders en Zeeuwen zagen zichzelf graag als de beste zeevaarders ter wereld. Maar in de Engelsen ontmoette de Republiek een vijand die veel gevaarlijker was dan alle vorigen. Engeland was net als zij een zeevarende natie.
Onder de dominees en onder het volk waren de Oranjes niettemin razend populair gebleven. Telkens als de Republiek werd bedreigd en/of in oorlog was, rezen er problemen tussen de prinsgezinden (bewapenen) en de regenten (onderhandelen). In tijden van oorlog riepen de prinsgezinden: ‘het is de schuld van De Witt en zijn vrienden.’
Dat gebeurde bijvoorbeeld in de jaren 1665-1667, toen de tweede Engelse Zeeoorlog woedde (onder commando admiraal de Ruyter men de ketting over de Theems kapot voer in zijn beroemd geworden Tocht van Chatham). De Ruyter zelf lag ziek ‘te kooi’, met hoge koortsen.

Om het volk koest te houden, werd de toen 15-jarige Prins in april 1666 uitgeroepen tot; ‘Kind van Staat’ wat betekende dat hij in staatszaken zou worden opgeleid door Johan de Witt. Toen de oorlog een jaar later met Engeland voorbij was, vonden de regenten dat zij de Prins weer veilig op een zijspoor konden schuiven: ze bepaalden dat het ambt van stadhouder, voor altijd zou worden afgeschaft, het ‘Eeuwig Edict’.
Maar de geschiedenis zou een geheel andere wending nemen.

Evolutie in de maritieme oorlogen.
De Engelse de schepen waren exclusief gebouwd voor de strijd. Ze waren groter en sterker dan die van de Republiek en zwaarder bewapend. De Nederlandse zeemacht daarentegen werd grotendeels samengesteld uit koopvaarders, die gewoon wat extra geschut aan boord kregen. De ongeoefende bemanning werd geacht het hoofd koel te houden tijdens het vuurgevecht en de vijand te behandelen zoals ze gewend was, kapers te onthalen. Maar de Engelse zeemacht had de Nederlandse methoden achterhaald. De kogels uit het lichte Nederlandse geschut veroorzaakten nauwelijks schade, terwijl een Engels salvo in staat was een schip te perforeren.
Maerten Tromp had het ongeluk tijdens de Eerste Engelse Oorlog het bevel over de vloot te voeren. Net als De Ruyter was hij een uitzonderlijk goede luitenant-admiraal. Maar hij heeft het nauwelijks verder kunnen brengen dan meesterlijk uitgevoerde strategieën. De menselijke verliezen aan Nederlandse zijde was enorm, vaak het dubbele en soms zelfs het driedubbele van die aan Engelse zijde. De Nederlandse kapiteins werden bang; steeds vaker kwam het voor dat ze zich uit de strijd terugtrokken. Muiterij waaide over de vloot als een epidemische ziekte.
Aan het einde van het eerste oorlogsjaar weerklonken er al protesten over de kwaliteit van de vloot. Tromp, vice-admiraal Witte de With en ook De Ruyter dienden een officiële klacht in over de beroerde staat van de schepen. Langzaam begon het tot de regenten door te dringen dat zeemanskunst alleen de oorlog niet kon winnen.
Johan de Witt was een van de eersten die lering trokken uit de protesten van de vlootvoogden. Hij heeft er alles aan gedaan om het benodigde geld bij elkaar te krijgen. Maar het was te weinig, en vooral: te laat. In de rampzalige zeeslag bij Terheide sneuvelde Maerten Tromp en verloor de vloot bijna twintig schepen. In de zomer van 1654 was Johan de Witt gedwongen een zeer nadelige vrede te sluiten. De maritieme reputatie van de Republiek had niet eerder zo’n klap gekregen als in deze oorlog.

Johan de Witt zette zich in voor een enorme uitbreiding van de vloot en toen tien jaar later de Tweede Engelse Oorlog uitbrak, was er veel ten gunste veranderd. De scheepswerven hadden bijna zestig oorlogsbodems afgeleverd, een compleet nieuwe generatie forten van eikenhout. Ze waren groter en zwaarder bewapend dan de schepen uit de vorige oorlog. Het enige wat er nog ontbrak, was een goede vlootvoogd.

Inmiddels was iedereen het erover eens dat te midden van alle voortreffelijk zeilende kapiteins en vlootvoogden de Ruyter over een combinatie van eigenschappen beschikte die hem boven de anderen uittilde. Voor de Witt stond de Ruyter eenzaam aan de top, de juiste man op het juiste moment op de juiste plek en vroeg hem dan ook om de gesneuvelde Tromp op te volgen. Maar De Ruyter beweerde niet over de vereiste kwaliteiten te beschikken. Tot de Witt’s grote teleurstelling wees hij in de eerste instantie de promotie af, maar uit loyaliteit aanvaardde hij de
hoogste rang.

Cornelis de Witt: promoveerde op 22 december 1645 in het Franse Angers tot doctor in de rechten. Lid van de vroedschap, regent in Dordrecht, ruwaard van de heerlijkheid Putten en baljuw van de Beijerlanden. Cornelis was in 1667 als gevolmachtigde van de Staten-Generaal. Tevens was hij een van de leidende figuren van de staatsgezinden en behoorde hij tot de bekendste Nederlanders van zijn tijd. Van 1652 tot 1654, tijdens de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog, was hij lid van de admiraliteit van Rotterdam.

Als raadpensionaris bezorgde zijn broer Johan, diverse belangrijke functies aan Cornelis.
Zo werd hij in 1654 via zijn broer door de Staten van Holland en West-Friesland aangesteld tot ruwaard van de heerlijkheid Putten, wat hem verplichtte in Geervliet te gaan wonen.
Het jaar erna werd hij lid van het college der veertigen in Dordrecht, waar hij nog steeds lid van de Oud-Raad was. Twee jaar later tevens dijkgraaf van Mijnsheerenland. In 1660 ook baljuw van de Beijerlanden. In 1666 en 1667 was hij burgemeester van Dordrecht. Verder vanaf 1665 gedeputeerde te velde van de Staten-Generaal. In die functie moest hij als gevolmachtigde aanwezig zijn bij de door de republiek gevoerde oorlogen. Zo had hij in 1667 tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog het toezicht op de Tocht naar Chatham. Holland stelde spontaan voor, Cornelis als dank voor zijn verdienste de heerlijkheid Spijkenisse te geven.
Een jaar na de tocht keerde Alkmaar, later Purmerend en Amsterdam zich tegen de benoeming. In plaats daarvan kreeg Cornelis een rentebrief van dertigduizend gulden. In 1667 curator van de Leidse universiteit. Twee jaar later lid van de gecommitteerde raden van het Zuiderkwartier en in het voorjaar van 1672 gezant van de Staten-Generaal bij de besprekingen in Brussel met de Spaanse landvoogd over mogelijke hulp als met Frankrijk oorlog zou uitbreken.

Een wonder volbracht de Ruyter, samen met Cornelis de Witt als de rechterhand van de admiraal, in het Rampjaar 1672 tijdens de zeeslag bij Solebay. De Witt betoonde grote persoonlijke moed. Op een stoel op het dek van de Zeven Provinciën gezeten, bleef Cornelis tijdens het gevecht orders uitdelen, hoewel zijn halve lijfwacht rondom hem buiten gevecht werd gesteld. De zeeslag heeft hij in zijn geheel meegemaakt. Een maand na de zeeslag tijdens de derde oorlog, werd hij aan land gezet omdat hij aan ‘zinkingen’ leed, waarbij hij messcherpe steken door zijn lijf voelde gaan. Omdat hij aan wal ging, werd hij door sommige mensen beschuldigd van lafheid. De Ruyter nam het voor hem op en bestreed de aantijgingen. De Engels-Franse vloot had een overwicht van twintig oorlogsschepen, meer dan 1500 kanonnen, 40.000 matrozen en soldaten aan boord: tweemaal zoveel als de Nederlanders. Maar de Ruyter voerde een verrassingsaanval uit volgens het boekje, die de Engelsen tegen hun kliffen en de Fransen op de vlucht joeg. De schade was zo groot dat het gevaar vanuit zee was gedecimeerd. Het was de enige Nederlandse overwinning tijdens dat jaar.

Maarten Tromp, Witte de With, Michiel de Ruyter, Cornelis Tromp

Eerste Engelse Oorlog (29 mei 1652-15 april 1654)
Luitenant-admiraalgeneraal Maarten Tromp – 1598-1653 – contra Robert Blake,
Schout bij Nacht Michiel de Ruyter – 1607-1676 – Henry Appleton
Vice-admiraal Corn. Witte de With – 1599-1658 – Richard Badiley
Admiraal: Jan van Galen – 1604-1653 – Richard Monck

In 1651 aanvaardde het Engelse parlement de Acte van Navigatie, waardoor de handelsvaart naar Engeland uitsluitend aan de Engelse handelsvloot werd toegestaan. Dat zette de relatie tussen de beide landen op scherp en het duurde niet lang voor het wapengekletter losbarstte. In 1652 weigerde de Nederlandse vloot onder leiding van Maarten Harpertsz. Tromp, in de buurt van Dover, om de Engelse admiraal Robert Blake als eerste te groeten. Dit resulteerde in een gevecht.
Een gezantschap naar Londen mislukte, en de ene zeeslag na de andere werd uitgevochten. In augustus 1652 versloeg Michiel de Ruyter de Engelsen bij Plymouth, maar de kansen keerden. In oktober leed Witte de With een nederlaag tijdens de Slag bij Duins tegen admiraal Blake.
In februari 1653 werd Tromp bij Portland in de Driedaagse Zeeslag verslagen en in juni bij Nieuwpoort.
De Britten legden een blokkade voor de Nederlandse kust, die in augustus door zeegevechten bij Wijk aan Zee en Ter Heyde werd gebroken. Tromp beheerste het Kanaal en sneuvelde in februari 1653 bij Ter Heyde. De rivaliteit tussen Nederland en Engeland, duurde dat jaar drie zeeslagen lang. Deze drie zeeslagen, waren escalaties tussen de grote vloten, waarbij aan beide kanten veel doden, invaliden en gewonden vielen te betreuren. De materiële schade was groot, dikwijls is het zo, dat met dit soort oorlogen, niets werd opgelost, noch dat het zij enig profijt opleverden. De Eerste Engelse Oorlog eindigde op 15 april 1654 met de eerste Verdrag van Westminster. Met voor Nederland ongunstige voorwaarden.
De Akte van Navigatie bleef gehandhaafd.

Zeeslag bij Livorno tijdens de eerste Engelse oorlog

Tweede Engelse Oorlog (4 maart 1665-31 juli 1667)
Luitenant-admiraalgeneraal: Cornelis Tromp – 1629-1691
Luitenant-admiraalgeneraal: Michiel de Ruyter – 1607-1676

Het gevolg bleef niet uit: op 4 maart 1665 verklaarde de Engelse koning Karel Stuart II, de oorlog aan de ‘Republiek der Verenigde Nederlanden’. Het begin van de tweede Engelse oorlog startte voor de Republiek onfortuinlijk. Op 13 juni 1665 versloeg de hertog van York de Nederlandse vloot onder Van Wassenaer-Obdam bij Lowestoft. In deze slag sneuvelden de lt.adms. Cortenaer, Stellingwerf en de opperbevelhebber. De laatste door dat zijn admiraalsschip de ‘Eendracht’ explodeerde. Iemand schijnt uit wraak een brandende lont in de kruitkamer te hebben ontstoken.
In een geheim artikel werd de zogenaamde Akte van Seclusie opgenomen, waarin werd bedongen dat Willem III, de zoon van Prins Willem II, stadhouder en Prins van Oranje, zelf nooit stadhouder zou worden. Karel II van Engeland, die in 1660 de Engelse troon had bestegen, stelde van alles in het werk om Willem III als stadhouder van de Verenigde Nederlanden benoemd te krijgen, en speelde daarbij Orangisten en Staatsgezinden tegen elkaar uit. In Engeland heerste een oorlogszuchtige stemming. Men hoopte de handel van Nederland dusdanig te kunnen dwarszitten dat Engeland een onbetwiste positie als dominante handelsnatie kon veroveren. In 1664 veroverde Engeland, Nieuw-Amsterdam en de West-Afrikaanse factorijen, de basis van de Nederlandse slavenhandel. Michiel de Ruyter werd erop afgestuurd en wist de bezittingen terug te veroveren, maar in 1665 verplaatste de oorlog zich naar Europa.De eerste belangrijke zeeslag, op 13 juni bij Lowestoft, eindigde in een Engelse overwinning. Hierbij ging het vlaggenschip ‘De Eendragt’ van admiraal Jacob van Wassenaer Obdam de lucht in. In januari 1666 mengde Frankrijk zich aan de zijde van Nederland in de oorlog. Luitenant-admiraal Michiel de Ruyter boekte beroemde successen in de Vierdaagse Zeeslag (1-4 juni 1666) tegen de Engelse vloot onder generaal George Monck, en door de gewaagde tocht naar Chatham (ook bekend als de Slag bij Medway).

The battle on the Medway

De Nederlanders voeren de Thames op tot Gravesend en zeilden vervolgens de rivier de Medway op tot in Chatham. Daar doorbraken ze een kettingbarriëre, brachten vier schepen tot zinken en sleepten de trots van de Engelse vloot, de Royal Charles en de Unity mee naar Nederland.

Op 9 augustus 1666 voerde admiraal Robert Holmes een aanval uit op de Oost-Indiëvaarders die afgemeerd lagen in het Vlie. Zo’n 150 schepen werden vernield, en de stad West-Terschelling werd geplunderd. Deze aanval, die bekend zou worden onder de naam; Holmes Bonfire; (het vreugdevuur van Holmes), betekende een zware slag zowel voor de Nederlandse koopvaardij als voor de oorlogsinspanningen. Aan Britse zijde vielen slechts twaalf slachtoffers.

De voortdurende afgunst van de Engelsen en hun concurrentie op het gebied van de handel met Malabar op de zuidoostkust van India, waar het niet alleen ging om de specerijen, maar eerder om het salpeter de belangrijke grondstof voor de fabricatie van buskruit. De Molukken, ten oosten van Sulawesi, met het centrum van de specerijenhandel Makassar.
In 1664 heroverde De Ruyter de bezittingen van de West Indische Compagnie op de kust van West-Afrika, die de Engelse in volle vredestijd hadden bezet.

In hetzelfde jaar veroverden de Engelsen het door de West Indische Compagnie gestichte Nieuw Amsterdam, dat werd omgedoopt tot New York. Toen een maand later Londen getroffen werd door een grote brand, zagen velen in Nederland daarin Gods straf voor deze aanval. De Tweede Engelse Oorlog eindigde met de Vrede van Breda, die als gunstig werd beschouwd voor Nederland. De Engelse scheepvaartwetten werden versoepeld. Wel moest de Republiek accepteren dat Nieuw Amsterdam voorlopig in Engelse handen zou blijven. De stad kreeg een nieuwe naam: New York, naar Jacobus II, Hertog van York, de broer van de Engelse koning. Suriname zou Nederlands bezit blijven. Een definitieve beslissing over het eigendom van de koloniën werd overigens uitgesteld.
Tijdens de tweede Engelse oorlog woedde van 11-15 juni 1666, de ‘vierdaagse zeeslag’ onder leiding van de Ruyter.
Om een idee te krijgen van hoe zo’n zeeslag aan boord door de bemanning werd ervaren, volgt hier een deeltranscriptie over de Vierdaagse zeeslag, uit de Geschiedenis van het Nederlandse Zeewezen door jhr. mr. J.C. de Jonge, ruim tweehonderd jaren later geschreven in 1859.

Transcriptie
van alle kanten verspreide de onzen schrik en dood. Hier vallen stengen, dóór raas; ginds worden zeilen aan flarden geschoten. Intussen blijven de Britten, hoe hopeloos hun toestand ook ware, zich mannelijk verdedigen, tot dat de schepen van Monk en prins Robert, ganselijk ontredderd, buiten staat geraken den strijd verder vol te houden. Nu wenden alle Britten hun stevens en zetten het met volle zeilen op de vlucht.
Acht of tien van de witte vlag loopen voor, de overige van het smaldeel met die der roode en blauwe vlaggen bij de wind, ieder naar mate het gemoed ontsteld was, een goed heenkomen zoekende. De Nederlanders, vol moeds de vluchtende achter volgende, jagen na en klampen aan wat zij kunnen bereiken.
Twee aan elkaar vast geraakte Britsche schepen, de Bul en de Essex, het eene van 40 en het andere van 58 stukken, worden gelijk bij de Schout-bij-nacht Bruynsvelt geënterd en veroverd; doch niet genoeg bezet en daarna bevrijd, ten tweedemale door kapitein Pauw vermeesterd, die den Essex in zegepraal binnenbrengt, doch den Bul voor zijn oogen ziet zinken.
Eene andere vijandelijke bodem, de in het vorige jaar van de Nederlanders genomen Nagelboom, van 62 stukken, strijkt de vlag voor den Vice-Admiraal Coenders.
De dappere Ruth Maximiliaan vermeestert een vierde schip, de Coverline van 54 stukken; twee andere worden eene prooi der golven.
Alleen der bezeildheid der overige bodems, maar redt de Britten, maar ook dit zou, bij de zware beschadigdheid de meeste schepen., hen niet hebben behouden, indien niet plotseling, een dikke mist ware gevallen, welke, als het ware, een scheidsmuur tusschen de overwinnaren en de overwonnenden oprigtte, hetgeen aan den vromen De Ruyter deed zeggen: ‘Dat het God was, die den vijand behield, en welke zijn ganschen ondergang niet wilde voltooyen, maar hem alleenlijk voor zijnen hoogmoed had willen tuchtigen.’
De vierde dag.
Den dag na het gevecht geen Britten, zelfs uit de stengen, meer te zien krijgende, besloot de Ruyter, naar het Vaderland weder te keren en in de Wielingen binnen te loopen, daar er geen twijfel omtren de behaalde overwinning kon bestaan, en de toestand van de meeste schepen en het gemis van allerlei behoeften, het onmogelijk maakte om, naar het vroeger gegeven bevel, langer zee te houden. Dit bevel werd nog denzelfden dag ten uitvoer gebragt, zeilende de vloot, sterk zestig schepen, alle versierd met vlaggen en wimpels. In zegepraal de Wielingen binnen.

Het voorgaande is de uitslag van den beroemden en gedenkwaardigen vierdaagse zeeslag, waarin beide volken met dezelfde volharding en dezelfde dapperheid, hadden gestreden, doch waarin ten laatste de Britten voor het beleid, de ervarenheid en de moed van den Nederlandschen opperbevelhebber en den overige opperhoofden en de kapiteinen hadden moeten zwichten. Vier schepen van het gemeenebest moeten als verloren beschouwd worden.

Daarbij een schriftelijke verslag van Maria de Witt: aan haar neef G. van der Voort* .
Een deelrapportage van de schade opgelopen tijdens de ‘Vierdaagse zeeslag’, van het vlootdeel der Republiek, dat terugviel op de Vestinghaven van Hellevoetsluis.
Maria was de zuster van Johan en Cornelis de Witt
* Giglielmo van der Voort woonde in Amsterdam, samen met zijn broer Giovanni, handelaars in geschut en leverden aan de Staten van Holland.


Cornelis de Witt, Johan de Witt, Maria de Witt, G. van der Voort

Transcriptie
Dordrecht den 25 Junij 1666.
Aan haren neef: G. van der Voort te Amsterdam.
en mij medegedeeld door den Heer Backer, is belangrijk om den toestand der vloot en de geestgesteldheid der schepelingen te leren kennen, na de behaalde overwinning.
Zij vond te Vlissingen waarheen zij ter bezigtiging der vloot met haren broeder gegaan was, 60 schepen omtrent, ieder omt schoonst, vele waren zeer beschadigt aent want en rondhout en eenighe so doornaghelt, dat men sou geseyt hebben van het schip genaemt de Tromp ‘t onmogeleyk waer geweest ‘t boove waeter’ te houden; geen schip in de geheele vloot waer oock soo gelapt.
‘t Schip Amsterdam, daer kappitein op is de heer van Meeuwen, een neef van ons, die dood kranck lagh, selfs in ‘t geveght, maer hadde hem laeten in een stoel voor den mast setten, dit schip was oock schriekkelyk doornaghelt en een groot stuk van de sey af.
Zij verwonderde zich dat op een schjp van 290 menschen, maer twee dooden en 9 gekwetsten waren. ‘tIs onmogelycjk sou mn segghen, dat men naer sulcken schrickelyen geveght wij soo wynigh volck missen. De maets waren seer couragieus; hoorden er velen segghen, sy van harte verlangden om weer in zee te syn ende haer vyanden weer te vinden.
Een sleght matroos seyde: wy hebben gevoghten maer God heeft onse vloot d’overwinninck gegeven en wij gebeen syn vaderlycke barmhartigheyd en over onse bewarinck- waren seer verwondert zoo gast soo goddelyck te hooren spreken, maer wiert my van een Luitenant geantwoort dat deur de geheele vlooth sulken godt saligheyt, waer gepleeght in t slaen, en soo ter een ogenblick waer, sy kosten rusten, sy alle te samen Godt hadden te voet gevallen, en syn goddelycken seghen afgebeden.
Te Hellevoetsluis zag zij 10 van onzer gedevaliseerde schepen, waaronder het schip van Tromp, dat niet leek als een romp, en waren drie schoone Engelsche pryssen, waaronder het schip van *Melort BERKLI vis-admiraal van de witte vlagh dat seker waerdigh te bezien waer, om syn grootte en waer niet te veel doorschoten.

* Dit schip van lord BERKELEY was de swifture en gemonteerd met 70 stukken.
(Nagel. aant. van den overl. schrijver)

Derde Engelse Oorlog (1672-1674)
Luitenant-admiraalgeneraal Michiel de Ruyter 1607-1676
Luitenant-admiraalgeneraal Cornelis Tromp 1629-1691
Admiraal Adriaen Banckert 1620-1684


De slag bij Texel

Het rampjaar
: zo staat 1672 in Nederland te boek. Engeland had zich aangesloten bij een bondgenootschap tussen Frankrijk, Munster en Keulen. Op 6 april verklaarden deze landen de Republiek de oorlog. Nederland werd ter land en ter zee aangevallen. Michiel de Ruyter wist in drie cruciale zeeslagen te voorkomen dat de numeriek superieure vloot van de Engelsen en Fransen op Hollandse of Zeeuwse kust kon landen.
Op het land gingen de zaken minder voorspoedig. Een Frans leger,120.000 man sterk, rukte op naar Keulen en trok over de Rijn de Republiek binnen. Tegelijkertijd overschreed de bisschop van Munster met zijn troepen de grens in Overijssel. Het volk was redeloos, de regering radeloos, en het land reddeloos: met deze kernachtige omschrijving is deze periode in de Nederlandse geschiedenisboekjes terechtgekomen. Willem III wordt in allerijl tot stadhouder benoemd, en Johan de Witt treedt af als raadpensionaris. De volkswoede uit zich in de gruwelijke lynchpartij die hem en zijn broer Cornelis het leven zal kosten. De oorlog eindigde met de tweede Vrede van Westminster. Engeland kreeg het saluutrecht en een schadeloosstelling van een miljoen Engelse ponden, maar Willem III was erin geslaagd om de voor Nederland zo gevaarlijke Frans-Britse alliantie te verbreken. Nieuw-Amsterdam, dat de Nederlanders in 1673 hadden weten terug te veroveren en Nieuw-Oranje; hadden gedoopt werd nu definitief overgedragen aan de Engelsen, en de Nederlanders behielden Suriname.

gedenkpenningen geslagen ter herdenking aan de Engelse oorlogen

Vierde Engelse oorlog (1780-1784)
Schout-bij-nacht Johan Arnold Zoutman 1724-1793
Adjudantadmiraal Jan Hendrik van Kinsbergen 1735-1819

bevelhebber, adelborst, administrateur, timmerman, kok. matroos

uniformering van de Marine rond 1780:

door de ‘Glorious Revolution’ waren Willem III en Maria II Stuart op de Engelse troon gekomen, hierdoor verschoof de dominantie in de handel meer naar Groot-Brittannië; waarbij Londen een steeds belangrijker handelscentrum werd.
Nederland steunde de opstandelingen tegen het Britse bewind in de Amerikaanse koloniën. Via het eiland Sint Eustatius leverden de Nederlanders wapens en munitie aan de Amerikanen. Amerika was een voorbeeld voor de Nederlandse patriotten die de macht van stadhouder Willem V wilden inperken en een meer democratische regeringsvorm wilden vestigen.
In 1780 arresteerden de Engelsen de zojuist benoemde Amerikaanse ambassadeur Henry Laurens, die op weg was naar Nederland.
In zijn bagage vonden ze een geheim verdrag tussen de Amsterdamse koopman Jean de Neufville en de Amerikaanse diplomaat William Lee. Hoewel ze op persoonlijke titel hadden gehandeld, zonder steun van hun regeringen, nam Engeland dit hoog op. Engeland vreesde bovendien dat Nederland zich zou aansluiten bij het Verbond van Gewapende Neutraliteit. Dat was een verbond tussen Rusland, Zweden en Denemarken, die net als de Nederlanders last hadden van de Engelsen die geregeld neutrale schepen opbrachten. De landen in het verbond wilden hun neutraliteit handhaven, desnoods gewapenderhand. Hierdoor zou de handel met de Amerikanen nog meer beschermd worden. Engeland verklaarde de Republiek de oorlog.

Slag bij Doggersbank

Daarmee was de Republiek geen neutraal land meer en kon dus niet rekenen op steun van de bondgenoten, die geen zin hadden in een zeeoorlog met Engeland, de Nederlandse vloot leed zware verliezen, doch de Slag bij de Doggersbank eindigde onbeslist. De Nederlandse vloot zou daarna echter niet meer uitvaren, niet sterk genoeg voor een tweede treffen.
In februari 1781 veroverden de Engelsen Sint Eustatius, waarbij heel veel schepen, koopwaar en wapens in beslag werden genomen.
Ook veroverden de Engelsen alle Afrikaanse forten van de West-Indische Compagnie, behalve Elmina. De oorlog werd beëindigd met de Vrede van Parijs in 1784. Een jaar eerder was al een wapenstilstand gesloten. Engeland kreeg het recht op de vrije vaart in Oost-Indië. De Republiek moest Negapatnam in India afstaan. Het zou het begin van het eind blijken voor de Republiek der Verenigde Nederlanden.


het heerlijk vrijaf ‘benedendeks’

Bijlage:
 chronologische overzicht maritieme feiten betreffende de Ruyter en Hellevoetsluis.
Maart 1666 De Ruyter met een groot deel van zijn familie op een jacht via het Haringvliet naar Hellevoetsluis, waar hij zich inscheept op ‘De Zeven Provinciën’.
April 1667 De Ruyter met vrouw en zoon Engel naar Hellevoetsluis waar hij zich inscheept op ‘De Zeven Provinciën’
Oktober 1667 De Ruyter meerdere malen te Hellevoetsluis en Rotterdam waar hij zich laat behandelen podagra, nier- en urineproblemen.
Mei 1671 De Ruyter meerdere malen te Hellevoetsluis.
April 1672 De Ruyter 19 dagen met zijn vrouw Anna van Gelder te Hellevoetsluis en scheept zich in op de ‘de Zeven Provincién’.
April 1673 De Ruyter met zijn vrouw Anna te Hellevoetsluis.
Augustus 1673 De Ruyter met zijn vrouw Anna te Hellevoetsluis.
Augustus 1675 De Ruyter scheept zich in te Hellevoetsluis op ‘De Eendracht’.
Januari 1677 De Ruyter als lijk terug te Hellevoetsluis en blijft aan boord van het schip de ‘De Eendracht’, waar zijn zoon Engel hem identificeert.
Februari 1677 De Ruyter is met een rouwjacht overgebracht naar Rotterdam.

Bronnen:
Dr. N. Japikse ‘Johan de Witt’. J.M. Meulenhoff Amsterdam 1929’Geschiedenis van het Nederlandse Zeewezen Jhr. mr. J.C. de Jonge 1859’Twaalf doorluchtige zeehelden’ J.C.M. Warnsinck 1941’Michiel A. de Ruyter’ P.J. Blok Den Haag 1928 Martinus Nijhoff P.N. van Kampen en Zoon N.V. Amsterdam ‘Schittering en Schandaal’ R. Prudhomme van Reine Amsterdam/Antwerpen 2001
‘Rechterhand van Nederland’ R. Prudhomme van Reine Amsterdam 2007 ‘De Ware Vrijheid’ Luc Panhuizen De levens van Johan en Cornelis de Witt Amsterdam 2005
Brieven van en aan Johan de Witt Robert Fruin en N. Japikse Johannes Müller Amsterdam 1909
Eigen archief
Wikipediafamilieportret van Juriaen Jacobson 1662 olieverf afm. 2.69 cm x 406 cm Recentelijk gerestaureerd. Amsterdam Museum
instituut NSA
‘Zeilende oorlogschepen’ door A.B.C. Whipple Time-Life boeken Inc. Amsterdam 1978

Hellevoetsluis, maart 2016
Auteurs: Jan C.H. Jansen en A.C. Pieké
Beeldbewerking: A.C. Pieké
Redactie: A.C. Pieké

N.B. Zou het zo zijn, dat er in de tekst onvolkomenheden zijn geslopen, men wende zich tot de webmaster van onze stichting waarna wij uw klacht of suggestie zullen onderzoeken.