Traject tot het verwerven van een museumschip

De titel verraadt al een historisch uitgangspunt. Dat een te verwerven museumschip een historisch karakter zou krijgen, daar kan men zonder twijfel van uitgaan, gezien het militaire karakter van de marinehaven van Hellevoetsluis. Dit speelde al de hoofdrol bij de ontwikkeling van het marine-etablissement in de aanvang van de 17de eeuw, toen de Admiraliteit van de Maze haar ‘Groot Magazijn’ aan de ‘Hellevoetse Haaven’ bouwde.
Verschillende maritieme diensten hebben door de eeuwen heen van de havenfaciliteiten gebruik gemaakt, zoals de Staatse vloot, de Verenigde Oost-Indische Compagnie, de Bataafse Republiek, het Koninkrijk Holland, de Franse Keizerlijke- en tot slot de Koninklijke Nederlandse Marine.
Ondanks de aanwezige goede havenfaciliteiten, zoals magazijnen, het Groote Dok, de timmerwerf van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en veel later het Droge Dok, dat oorspronkelijk alleen bestond uit het kieldok,kan men niet ‘bogen’ op een grote scheepsbouw-traditie.In het later gegraven timmerdok is in 1844 één enkel schip gebouwd, t.w. het marine schip, ‘Huzaar’. Dit schip een schoenerbrik had 6 stukken, een waterveplaatsing van 252 ton. Afm: 28.50 x 8.70. het deed 10 jaar dienst in Oost -Indië.

In het noordoostelijk deel van het Groote Dok had het Scheepsbouwbedrijf Niestern zich gevestigd. Hier werden twee schepen voor de Kon.Ned.Marine gebouwd, de mijnenvegers. Hr. Mw. Drachten en Hr. Mw. Sittard, respectievelijk de M 812, te watergelaten 24-03-1955 en de M 830, te watergelaten 26-04-1956. Het bouwen van deze houten schepen gebeurde merendeels in een driekwart vliegtuighangaar met op de noordzijde op de kopse kant een dwarshelling, op de werf van het Groote Dok-Oost.

Beide schepen hebben dienst gedaan tot november 1996 toen de beslissing viel t.a.v. afstoting van mijnenvegers uit de ‘Dokkum Klasse’. Er lag een mogelijkheid om een mijnenveger te verwerven die in Hellevoetsluis was gebouwd en te laten functioneren als museumschip.
Het traject ter verwerving: overzicht van het toen afgelegde traject door de Stichting Droogdok Jan Blanken ter verweving van de mijnenveger, M830 Hr.-Mw.- Sittard, als zijnde een maritieme culturele aanwinst voor Hellevoetsluis.

Hellevoetsluis november 1996.
Uit het nagelaten archief van de per 1 november vertrokken projectleider drs. J. J, A. Wijn, bleek dat er een contact was geweest tussen de heer Wijn en de Admiraliteit der Koninklijke Marine omtrent de uitbedrijfstelling van de mijnenveger Sittard en een eventuele overdracht aan Hellevoetsluis, aan één of meerdere stichtingen aldaar. Een en ander viel samen met de aanbieding van de heer H. L. Stasse, de voorzitter van de A.V.O.M. en de heer J. C. H. Jansen die reeds van marine zijde, de aanbieding hadden ontvangen. Deze aanbiedingen werden doorgespeeld naar de gemeentelijke dienst voorlichting en de Stichting William & Mary. Dit speelde zich af in januari 1996 en het daarop aansluitende voorjaar. Van geen enkele zijde een reflexie.

Uit contacten met de Stichting Vrienden van de Koninklijke Marine bleek dat de heer Wijn al enige afspraken had gemaakt om de Sittard te Hellevoetsluis buiten gebruik te stellen en het aldaar als museumschip te exploiteren.

Bij nadere informatie bij de Admiraliteit van de Koninklijke Marine te Den Haag, bevestigde de Koninklijke Marine, bij monde van souschef materiaal overdracht en afstoting, de heer R. B. J. Bongers, dat er inderdaad een ‘herenafspraak’ liep tussen hem en de heer Wijn. Hij verzocht de ‘Stichting Droogdok Jan Blanken’ om zo spoedig mogelijk de gevraagde optie, hem schriftelijk te doen toekomen, te meer dat eind november 1996 de beslissing zou vallen t.a.v. de afstoting van een aantal mijnenvegers.
De heer Bongers attendeerde de stichting er op, dat er nog enige ‘kapers’ op de kust waren voor de Sittard. Een rede om dus te reageren d.m.v. twee brieven waarin zij de genomen optie continueren en uiteenzetten, dat de Admiraliteit der Koninklijke Marine er rekening moet houden, dat de stichting een bepaalde tijd voor planning en fondswerving voor de exploitatie nodig zal hebben.

Donderdag 28 november1996 verneemt de stichting dat zij naar alle waarschijnlijkheid voor een van de schepen van de ‘Dokkum-klasse’ in aanmerking zou kunnen komen.
De ontwikkeling nu volgend heeft bij de stichting een dialoog op gang gebracht tussen haar en de Noordhinder, die tezamen een platform tot stand hebben gebracht van waaruit steun zal worden gegeven om te komen tot oprichting van een nieuwe stichting, die zal trachten de Sittard voor Hellevoetsluis te behouden. Dit platform zal voorlopig vertegenwoordig worden door de heer Jansen, die daarin zal fungeren als vocal-point.

Opmerkingen: in het ontwerp Stichting Droogdok Jan Blanken, gepresenteerd 18 juni 1996 te Hellevoetsluis, staat op pagina 9: De Koninklijke Marine niet weg te denken uit Hellevoetsluis . Het was dus geen wonder dat dezelfde stichting een verzoek heeft ingediend bij de directie materiaal van de Koninklijke Marine om de mijnenveger Hr. Ms. Sittard, die nota bene in Hellevoetsluis was gebouwd, te mogen verwerven als museumschip.
Uiteindelijk ging het gehele verhaal niet door ondeskundigheid van een ambtenaar en een wethouder van de gemeente Hellevoetsluis, die meende dat het schip vier meter diepgang had, een voormalig bestuurslid van de Noordhinder, die weigerde om aan de houten mijnenveger te bikken en een vermeende deskundige die beweerde dat het hele schip vol met asbest zat.
Door deze stemmingmakerij miste Hellevoetsluis de boot..
Delfzijl niet de zeeverkenners waren er fier op om een goed degelijk Hollands schip aan de kade te hebben.


Commissioning of Hr. Ms. ‘Sittard’ on 19 december 1956.

At the Hellevoetsluis Shipbuilding Yard
was built this good ship named ‘Sittard’.
She was taken to Den Helder fort trials
Full of technicians to watch all the dials.

She ran on the mile with speeds asunder
fine results to us, of course, were no wonder.
She searched for mines, moored and magnetic
tested her radio for interference and static

They tested her anchors, her booms and her boat,
not only empty but also under full load.
The firepumps give water and exellent foam,
for 24 hours on the North Sea, she did roam.

After returning to the Shipbuilding Yard,
the Dutch pulled all of her engines apart.
And to their sorrow and Great regret,
found a fault they had before not met.

The delay caused was much less than expected
thanks to expedience, the engine was re-erected.
The job of a very complicated sort,
ably done by Niestern and Feyenoord.

Therefore Commodore Callas with pleasure and content
accepte this ship, on behalf of the U. S. Governement.
I watched te trials, was present at many a test,
the trial committee never gave me a rest.

Being convinced that the ship is good and sound,
allow me to turn myself around.
To adress Commodore Van de Schatte Olivier,
representing the Minister of Navy here.

Commodore, the U. S. under terms of OSP
transfers this minesweeper now to thee.
We do so with pleasure and confident,
she will perform her task where ever sent.

May I express the wish, heartfelt and sincere,
she will always serve in this good country here.
May her sailing be smooth, her landfalls be true
and preserving the peace will be all the will over do.

Capt. U.S.A Navy: Wepster.

KUSTMIJNENVEGERS UIT DE BEEMSTERKLASSE
De Koninklijke Marine beschikte over 46 kustmijnenvegers, waarvan de eerst 14 gebouwde tot de zogenaamde BEEMSTER-klasse behoorden, deze werden voor Amerikaanse rekening in de Ver. Staten gebouwd, in het kader van wederzijdse militaire hulpverlening.
De 32 andere mijnenvegers waren van de DOKKUM-klasse, waarvan er 18 voor Amerikaanse rekening werden gebouwd en aan Nederland werden overgedragen. Deze 32 schepen werden alle in Nederland gebouwd, zij weken van de Beemster-klasse af met haar 17 Man- en 15 Werkspoormotoren. Per schip twee 8 cilinder diesel lijnmotoren, 2500 totaal apk, en 2 omkeerbare schroeven. De DOKKUM- klasse wordt hier niet verder besproken.

BEEMSTER-klasse.
14 mijnenvegers van de zijn genoemd naar kleinere Nederlandse gemeenten, waarvan de naam met een B aanvangt.
De gegevens zijn als volgt:
Waterverplaatsing: 384 ton.
Afmetingen; 93.94 x 8.50 x 2.28 M. Twee 8 cilinder diesel lijnmotoren motoren. Merk GM 1760 totaal apk. 2 schroeven.
Snelheid 13.6 mijl. Bewapening 2 mitrailleurs, dubbelloops van 40 mm. Bemanning 41 koppen.
De mijnenvegers van de BEEMSTER-klasse zijn van hout gebouwd en niet magnetisch materiaal.
De BEEMSTER-klasse in Amerika gebouwd, werd aanvankelijk op stapel gezet onder de volgende AMS ( Adjudant Mine Sweeper ) nummers: 100, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 148, 149, 150,167, 168.
N.B: AMS nummers, onder de 100, zijn voor de Nederlandse marine bij de auteur onbekend.
Waarschijnlijk waren de nummers onder AMS 100 gereserveerd voor de Belgische Zeemacht.
Het hoofddoel van de mijnenvegers is om de kustwateren vrij te maken en te houden van de vernietigende zeemijnen, die door vijandelijke mogendheden in de vaarroutes zijn gelegd. Voorts dienen de eigen gelegde mijnenvelden gecontroleerd te worden op losgeslagen mijnen en deze te ruimen.
De types mijnenvegers hiervoor besproken waren onder meer in gebruik bij de Koninklijke Nederlandse Marine en de Belgische Zeemacht. De twee diensten werkten nauw samen bij het ruimen van mijnen voor de Noordzeekust, de Noordzee.

DE AMS 60

Dit schip, begin 2012 afgemeerd te Hellevoetsluis in het Groote Dok noordzijde, werd in 1953 gebouwd te Temse in
België, als de AMS60. De bouw naar analogie van de Amerikaanse zusterschepen. Te water gelaten onder naamsein M927 en in dienst gesteld op 21 juni 1954, onder de naam ‘Spa’.
Het schip vaart nu onder Nederlandse vlag, onder de naam ‘Bernisse’ en neemt regelmatig deel aan maritieme evenementen in Nederland en België.

De M.S. Bernisse staat tot uw dienst, zie hiervoor haar site: www.msbernisse.nl

Bronvermelding.
De schepen van de Koninklijke Marine en die der Gouvernementsmarine 1814-1962.
Samengesteld door A. J. Vermeulen, Amsterdam, Einsiedeln (Zwitserland) augustus 1962.

Hellevoetsluis 3-7-2012.
Auteur: J. C. H. Jansen.
Foto bewerking: A. C. Pieké
Redactie: A. C. Pieké