Zaken van Theologie

ICK BEN EEN KRIJGSMAN, DIT SYN SAKEN VAN THEOLOGIE
Prins Maurits 1617.
Het afzetten van de vroedschap, tijdens de woelingen tussen de remonstranten en de contraremonstranten in den Briel in 1618.

Prins Maurits had zich verzet tegen het besluit van de Staten om een bestand met Spanje aan te gaan om de vijandelijkheden voor twaalf jaren neer te leggen. Hij vreesde, niet ten onrechte, dat de laatste het bestand ten nutte zou maken om zich te versterken. Bovendien broeide het in de Republiek, omdat in de Calvinistische kerk twee partijen steeds scherper tegenover elkaar kwamen te staan, een vrijzinnige groep de ‘rekkelijken’ tegenover de aanhangers van Calvijn: de ‘preciezen’. Uit een dispuut was een ware strijd ontstaan, toen twee professoren in de theologie te Leiden, elkaar betwistten ten aanzien van de voorbeschikking of in Latijn de ‘predestinatie’. De predikanten hadden hun stellingen betrokken, waardoor ook de leden van de gemeente zich moesten uitspreken of zij voor de vrijzinnige remonstrant Jacobus Arminius of voor de orthodoxe contraremonstrant Franciscus Gomarus waren.

De twist kon zo hoog oplopen, doordat in de Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden nooit was vastgesteld, hoe de verhouding zou zijn tussen kerk en staat. Iedere provincie van de republiek bepaalde haar eigen godsdienstzaken, deze rechten waren vastgelegd in het verdrag van de Unie van Utrecht (1579). De unie telde 26 bepalingen, waaronder het eenparig belasting heffen, het uitsluiten van verbonden met nabuurstaten zonder toestemming van de leden van de unie.
Voor vrede, oorlog, bestanden en algemene belastingen, was eenparigheid van stemmen vereist. Elk gewest zou zijn eigen godsdienstzaken regelen. De oude privilegiën bleven hiermee grotendeels gehandhaafd.

Op basis hiervan werd in 1588 de Republiek van de Verenigde Nederlanden uitgeroepen. De stadhouder verkreeg hierbij aantal soevereine rechten, regeringspersonen dienden trouw te zweren aan de ‘Geünieerde Nederlanden’.
Overigens wilde de Staten van Holland graag toezicht uitoefenen op het bestuur van de kerk. De Calvinisten wensten daarentegen geen inmenging van de staten, een scheuring in de kerk dreigde. Beide theologen werden in 1609 op het matje geroepen bij de Staten van Holland, waarbij zij werden vermaand, het twistpunt te laten rusten.

In 1610 dienden beide partijen een remonstrantie in, dit is een vertoog of verhandeling in zake maatschappelijke of theologisch gebied gericht op de ‘voorbeschikking’, waarbij de Arminianen verzochten om tot een synode te komen en wel onder leiding van de voorzitter van de Staten der Gewesten. Zij toonde hiermee voorstanders te zijn van regeringsinvloed op kerkelijke zaken.
De Gomaristen zond een tegen-vertoog in of contraremonstrantie, waarin zij verklaarde voor een nationale synode te zijn. De partijen kregen nu de namen van Remonstranten en Contraremonstranten. Gezien de laatsten in ‘Den Lande’ in de meerderheid waren en Holland zich beriep op de Unie van Utrecht, veranderde de twist van karakter. De vraag werd: als een aantal gewesten een nationale synode wensen, mag dat dan één gewest dat verhinderen? Hiermee werd het dispuut van godsdienstige aard overgebracht op staatkundig en politiek terrein. Uiteindelijk draaide het erom of in de republiek, het machtige gewest Holland al dan niet de Unie zou overheersen.

Het conflict leverde twee kampioenen voor de twistende partijen op, de landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt, als beschermer van de Remonstranten en prins Maurits, de stadhouder van de republiek, die het hoofd van de Contraremonstranten werd. Vooral in het gewest Holland werd tegen deze laatste partij scherp opgetreden. Godsdienstoefeningen werden soms verboden of verstoord, predikanten werden gemolesteerd en hun huizen geplunderd.
Om aan deze godsdienstige twisten een einde te maken vroeg Oldenbarnevelt, Maurits, de bevelhebber van het leger, met de Staatse troepen de woelingen van het volk te onderdrukken. Deze weigerde zijn troepen tegen de Calvinisten in te zetten, waarbij hij zich beriep op de eed die hij aflegde bij zijn benoeming als stadhouder, om de Gereformeerde religie te beschermen en te handhaven. De houding van Maurits toonde in de eerste plaats vooral het staatkundige karakter van de twist aan. Oldenbarnevelt streefde naar zelfstandigheid van de gewesten, om de provinciale soevereiniteit te handhaven. Maurits werd de verdediger van de staatseenheid.
Als antwoord op de principiële houding van Maurits, vaardigde Oldenbarnevelt met goedvinden van de meerderheid van de Provinciale Staten van Holland in 1617 de ‘Scherpe Resolutie’ uit, zij bepaalde:
– dat er geen nationale, noch provinciale synode zou worden gehouden.
– Stedelijke regeringen mogen tot handhaving van rust, in tijdelijke dienst huursoldaten, z.g. waardgelders, aantrekken en in dienst nemen.
– De soldaten, door het gewest Holland betaald, werden medegedeeld, dat zij aan de Staten van voornoemd gewest en de regering van de steden waar zij in garnizoen lagen, gehoorzaamheid waren verschuldigd en niemand anders.
Deze laatste bepaling was dramatisch; de soldaten waren daarmee ontslagen van hun gehoorzaamheid aan Maurits. De Staten-Generaal, gaven aan Oldenbarnevelt te kennen, dat er wel een nationale synode zou komen.
De Staten-Generaal nu zes gewesten, machtigde Maurits om alle maatregelen te nemen in het belang van de republiek. Hiermee was Holland geïsoleerd.

Maurits ging in de gewesten buiten Holland over tot het vervangen van de Remonstrantse regenten door Contraremonstranten.
– Op 29 september 1617, brengt Maurits onverwachts een extra militaire bezetting in den Briel, een stad van strategisch militair belang, om aldaar de aanneming van waardgelders te voorkomen.
In een brief van prins Maurits, van 24 februari 1618, geeft de prins een aantal instructies aan Otto van Gent en legt hem de geheimhouding op van een aanstaande operatie.
– Op 10 september 1618, zet Maurits de bestaande vroedschap van den Briel af en vervangt deze door Contraremonstrantse functionarissen.
– Op 16 november 1618: acte van goedkeuring van de Staten van Holland, waar in eenparig wordt verklaard: ‘dat de prins in zijn actiën, zijn oprechte affectie zorg en getrouwheid tegen de Landen van Holland en West-Friesland, on aangezien de veelvoudige perikelen en zwarigheden heeft bewezen’

Een zeer goede vriend van prins Maurits, Otto van Gent (1578-1640) voerde de militaire coup uit, op het bevel van de prins in den Briel op 10 september 1618.
Otto voelde zich als jongeman al op jeugdige leeftijd aangetrokken tot het militaire leven. In 1593 werd hij aangewezen als page van prins Frederik Hendrik. In Frankrijk bezochten zij de moeder van de prins: Louise de Coligny en zijn peetoom koning Henri IV.
Hierna bleef Otto in de omgeving van de prins, hij was aanwezig bij de belegering van verschillende plaatsen als Berck (1597), Bommel (1598), Grave (1602) en Sluys (1604). In 1614 werd hij benoemd tot het eerder door zijn vader beklede ambt van jagermeester op de Veluwe.
Hij bleef in militaire dienst, dit blijkt uit een brief die Prins Maurits in1618 aan zijn bijzondere vriend Otto de Gent in den Briel schreef. Deze was daar aangesteld als luitenant over de compagnie infanterie van wijlen Jan Ernst van Nassau. De brief bevatte de mededeling dat hij de bezetting van den Briel met 100 soldaten zou versterken.

In 1619 werd Oldenbarnevelt, beschuldigd van hoogverraad, door een buitengewone rechtbank ter dood veroordeeld met ‘het zwaard’, dat hem letterlijk de kop kostte. Het vonnis viel mede zwaar uit door het oproer in Alkmaar en Hoorn en de starre houding van de Remonstranten, dit zetten de rechters aan tot een extra gestrengheid.
Het vonnis werd op 13 mei 1619 in Den Haag voltrokken, de Staten van Holland notuleerde die dag:
Heden werd met den Swaerde geexecuteerd Heer Johan van Oldenbarnevelt, een man van grooten bedrijve, besogne, memorie ende directie; Jae, singulier in alles; die staet siet toe, dat hij niet en valle; ensy Godt syne siele genadigh. Amen

Brief van prins Maurits aan Otto van Gent

AFSCHRIFT (R.A.Utrecht no:1050)

DenEdelen manhaften onsen lieven besunderen OTTO Gent heere tot Dieden etc.
Lieutenant van de compaignie Infanterie van den Hoochgebornen onsen vrundtlijcken lieven broeder Prince HENRIJCK VAN NASSAU etc.
Edele manhafte lieve besundere, Ghemerckt wij uyt verscheydene ommestandicheden, ende namentlijck de lichtinge van criechsvolck, bij eenige steden hier omtrent, ende d ‘ opschrijvinge van de luyden die men binnen de stadt van den Briel is doende, niet anders en cunnen oordeelen ofte daer werdt met sonderen ernst ende int heymelijck gepractiseert om volck binnen dezelve stede van den Briel te brengen, gelijkck men ons oock van verscheydene plaetsen is waerschouwende.
Ende sulcx zoude comen te strecken tot merckelijcke ondienst van den lande, soo hebben wij, om zulcx mette bequaemste ende gevoughlijkckste middelen voor te comen. Mitsgaders de wachten rondtomme de stadt ( die met zoo weynigh volck als daer nu is niet behoorlijcken can bewaert werden ) te beter te besetten, goedt gevonden patente te doen depescheren voor den capitein JOHAN DE CASTILLEJOS, lieutenant van de compaignie Coronelle van wijlen onsen neve graeff JEAN ERNEST VAN NASSAU etc. liggende in garnisoen tot Dordrecht, omme hem met hondert soldaten van dezelve compaignie te transporteren naer den Briele, ende aldaer garnisoen te houden tot naerder ordonnatie.
Ende meynen dat hij overmorgen vrough, wesende Maendagh, met dezelve soldaten zal vertrecken, omme noch denzelven dagh, soo het weder ende windt toelaet, binnen den Briel te comen.
Begeerende daromme dat ghij daerop laet passen ende hun buyten aent hooft doet waernemen, besorgende dat zij ten minsten met het schip mogen zoo diep incomen, dat se binnen den boom geraken.
Latende U mede daeromtrent vinden. ‘ t Welck gedaen zijnde, de soldaten noch int schip te houden totdat onze voors, patente den magistraet zal zijn behandight ende verstaen wat ordre zijluyden zullen begeeren te geven om t’ volck te doen logeren. Maer bij soo verre zijluyden zulcx niet zouden begeeren te doen ende ter contrarie d’ incompste van t’ volck met geweldt poogen te beletten, ende tot dien eynde den boom ofte poorten willen toesluyten, is onse begeerte dat ghij zulcx niet en zullet gedoogen, maer den boom ende poorten te doen open houden ende de voors. soldaten datelijcken uuyt de schepen in de stadt te doen comen ende aldaer logeren.
Ons datelijcken adverterende vant gene hierinne soude mogen gepasseert zijn. Hiermede Edele manhafte lieve besundere, zijt Godt beyolen.
In ‘s-Gravenhage den XXIIIIen February 1618.
U goede vrundt
w.g. MAURICE DE NASSAU

Bij soo verre de voors. soldaten, t’ zij door quaet weder ofte andere ongelegentheyt, op Maendagh niet conden binnen den Briele comen, zult ghij evenwel dezelve noch eenige andere getijden vant water doen waernemen; dogh alles met sulcke discretie ende zoo stille, dat het niemanden can mercken ofte achterdencken geven.

10 september 1618 Prins Maurits ontslaat de zittende magistraten van den Briel en vervangt de remonstranten door contraremonstranten bewindvoerders.

HEKELDICHT ( Joost van den Vondel 1618)
Hollantsche transformatie

Gommer en Armijn te hoof Ydel van 1) gesonde reen.
Dongen om het recht Geloof, Brieven die vermelden plat 2)
Yders ingebracht bescheijt ‘t Heyligh Recht van elcke Stadt.
In de wech-schael wert geleijt Gommer sach vast heen en gins 3)
Docter Gommer arme knecht Tot so lang miijn Heer de Prins
Haddet met den eersten slecht: Gommers syd’ die boven hing
Mits den schranderen Armijn Trooste met sijn stale Kling
Tegen Bezam 4), en Calvijn Die so swaer was van gewicht,
Ley den Rock van d’Advocaet. Dat al ‘t ander viel te licht.
En de Kussens van den Raet. Doen aen-bad elck Gommers Pop 5)
En het breijn dat geensins scheen 6) En Armijn die kreeg de schop.

1) Beza, een vriend van Calvijn en zijn opvolger als hoofd van de geref. kerk in Genève. – 2) Scheen, bleek.
3)Ydel van, leeg van. – 4) plat, duidelijk – 5) heen en gins, naar alle kanten. – 6) Pop, afgod.

HET GESLACHT VAN GENT, OTTO VAN DIEDEN HEER VAN BIESTERVELD
Luitenant van een compagnie voetvolk te den Briel

Brielle 1618 gedurende de onlusten tussen de remonstranten en contra remonstranten.
Otto van Gent heer van Dieden (1578-1640) was de oom van Willem Joseph van Ghent via zijn moederslijn. Otto had drie broers Walraven, Willem Josephs latere schoonvader (overleden 1644), Willem Proost te Deventer (overleden 1651) en Dirk Domheer te Utrecht en Proost te Elst(overleden 1652).
Daarnaast had Otto zes zusters waarvan Johanna van Gent de jongste was, zij huwde Claes van Ghent en werden de ouders van Willem Joseph van Ghent.

Otto van Gent komen wij in de geschiedenis van den Briel tegen, als luitenant van een compagnie Waalse infanterie van het Utrechtse regiment. De stad was strategisch gelegen aan de mond van de Maas. Daarnaast ontwikkelde zich aan het Haringvliet een nieuwe haven die als berg- en voorhaven dienst zo gaan doen, Hellevoet-Sluys. Den Briel voerde in die periode het gezag over de zich daar ontwikkelende vestingwerken. Hellevoet-Sluys zal geen of onvoldoende accommodatie voor een garnizoen hebben geboden. De bevolking bestond volgens opgave in 1623 uit 93 zielen en er was slechts een enkele veldversterking met een wachthuis.
Otto van Gent hoog stond aangeschreven bij prins Maurits, dit blijkt uit de brief van 24 februari 1618.

N.B. De neef van Otto, Willem Joseph van Ghent, verschijnt ruim vijftig jaar later op Voorne, met dit verschil dat het niet om een uitbrekende interne godsdienstoorlog ging maar om de verdediging van het land.

Bron : Otto van Gent en zijn nakomelingen door L.F. van Gent.
Publicaties 1942-1943 A.R.
Geschiedenis van het Vaderland, Groen van Prinsteren A’ dam 1852.
Eigen onderzoek: J.C.H. Jansen.

Hellevoetsluis 7 januari 2012
Auteur: J.C.H. Jansen
Redactie en illlustratie: A.C. Pieké