Marinehospitaal Hellevoetsluis

MARINEHOSPITAAL TE HELLEVOETSLUIS
NU DEFINITIEF FLATGEBOUW
‘HINDERRIBBEN

Met de ingebruikneming van het nieuwe appartementengebouw op de kop van de Oostkade heeft de gemeente Hellevoetsluis afscheid genomen van een belangrijk historisch gebouw. Het oude gebouw met haar twee verdiepingen, binnenplaats en omlopend schilddak domineerde de mond van de ‘Vesting Haaven’ het nieuwe wooncomplex doet dit natuurlijk ook, maar heeft daar wel twee verdiepingen extra voor nodig.
Het oude hospitaal lag na de verwoestende brand van 26 november 2009 nog na te smeulen toen de toenmalige burgemeester Corstiaan Kleywegt al vanuit het gemeentehuis van Hellevoetsluis had geroepen, dat men alleen voor herbouw ging; helaas is zelfs het uiterlijk van het gebouw niet gereconstrueerd, waarmee tevens de emotionele gevoelens zullen slijten, die het gebouw en haar locatie opriepen.
Een reden goed gemoeg om een historisch retroperspectief te geven over de vergane tijden.

Het tot stand komen van het hospitaal
Het zal een ieder duidelijk zijn, daar waar oorlogsvloten en eskaders werden uitgerust, om gevechtshandelingen en expedities uit te voeren, dat na afloop van de activiteiten, een vloot of een deel daarvan terugviel op de thuishaven, in dit geval Hellevoetsluis. Gewonden dienden snel verzorgd te worden, gesneuvelden die nog geen zeemansgraf hadden gekregen, ter aarde besteld.
Voor de verzorging van gewonden en de zieken bediende men zich van oude schepen, die waren ingericht als hospitaalschip van waaruit, als de situatie van een patiënt dit toeliet, deze werd overgebracht naar de infirmerie in Den Briel of Rotterdam, waar de ‘Admiraliteit op de Maze’ ook chirurgijns had aangesteld. Over het algemeen werden de zieken en gewonden, zover men over de kennis en de middelen beschikte, goed verzorgd. Bij zware en blijvende verminkingen werd er levenslang voor iemand gezorgd. Daartoe hadden compagnieën en vloot zieken- en invaliditeitskassen in het leven geroepen.
Bij een grote toestroom van zieken en gekwetsten, beschikte men in Hellevoetsluis over het aan de Westkade gelegen ‘Kuypersmagazijn’. Bij besmettelijke ziekten en noodgevallen had men toestemming van de ‘Gecommitteerde Raden’ om de zieken onder te brengen bij particulieren op Goedereede of het daartoe ingerichte ‘leprozenhuis’. De te begraven doden baarde ook zorgen, rond de vesting kerk restte nog weinig ruimte. Zo gebeurde het dat in 1770 op last van de ‘Controleur Generaal der Gecommitteerde Raden’, de generaal De Groef op zijn gezag en aanwijzing, binnen en op de wallen van de vesting werd begraven. Dit vond doorgang tot 1795, toen op het Buitengors bij de Brielse poort langs de Gentseweg (heden ten dage de Rijksstraatweg) een begraafplaats voor zeelieden en soldaten werd ingericht.

Op het einde van de 18de eeuw, groeide er bij de vloot de behoefte om het zieke personeel onder te brengen in hospitalen. De Amsterdamse Admiraliteit kocht daartoe in Enkhuizen een leegstaande kanongieterij, die werd verbouwd tot hospitaal, voor de opname van vijfhonderd patiënten. De Rotterdamse Admiraliteit, plaatste ten oosten van de ‘Vesting Hellevoetsluis’ in 1781 een houten hospitaalbarak. Het terrein was omgeven door een gracht met op enige afstand een begraafplaats. De locatie moet men zoeken op de ‘Hooge-Streuyt’, nu de ‘Struiten’ ter hoogte van de Esdoorn en Kastanjelaan. De ziekenzalen boden plaats aan 120 tot 130 zieken.
De houten barak werd in 1784 vervangen door een stenen gebouw.
In de periode november 1781, tot en met januari 1782, werden op bijbehorende begraafplaats 59 doden, afkomstig van het Kuypersmagazijn van de Westkade hier ter aarde besteld.
Het was tijdens de vierde Engelse zeeoorlog van 1780-1784. Dat het gebouw de eerste vele zieken en gekwetsten moest bergen van de Rotterdamse vloot, die op de Reede van Goederee lag. De 250 tot 300 zieken, waarvan een groot deel op Goeree verbleef, leed aan dysenterie, gele- hete en rotkoorten, ook bekend als de ‘abdominatis’ van de besmette luis.
Na 1813 werd de barak als boerderij ingebruik genomen.

Ten tijde van de inlijving van het Franse Keizerrijk, bezat Hellevoetsluis voor schepelingen over een hospitaal of quarantainegebouw op het zuidelijk einde van het nog niet gegraven kanaal door Voorne. (1810)
In 1823 beschikte Hellevoetsluis in het geheel niet over hospitaalaccommodatie. Men spreekt dan over een schip van het type ‘Pinas’.
Tijdens de choleraepidemie van 1832-1833, waarbij de cholera zich onder de burgerij verspreidde, werd door de eerste officier van gezondheid te Hellevoetsluis geopperd om het oude marine hospitaal in de Struiten, wederom in gebruik te nemen, het idee werd niet uitgevoerd.

In 1849 werd het hospitaal van Hellevoetsluis opgeheven en overgebracht naar de brik ‘Valk’. Het schip lag binnen de sluis van het Groote-of Marine dok. Voor besmettelijke ziekten werd een barak buiten de westelijke poort van het marineterrein, dit ter hoogte van de molen en het winkel en middenstandscomplex het ‘Tagrijn’.

Bij ministerieel besluit wordt op 24 april 1855 het grote magazijn van de voormalige ‘Admiraliteit op de Maze’ te Hellevoetsluis deels in gericht als hospitaal. Op de eerste verdieping van dit magazijn, werden zes kleine kamers tot ziekenzalen verbouwd, met apotheek. De totale accommodatie bedroeg 50 bedden, welke al snel te gering bleek, waarop men besloot om de gehele verdieping als hospitaal in te richten. Onder het hospitaal bevond zich het ‘tonnen en baken magazijn’.

Op 1 oktober 1856 was de ziekeninrichting gereed en werden er een honderdtal zieken opgenomen, waarmee het hospitaalschip kon worden afgestoten. De barak voor de besmettelijke ziekten, bij de westelijke marine-poort, werd opgeheven. Later groeide er weer de behoefte aan een quarantaine inrichting, want in 1880 werd hiertoe het eiland Tiengemeten aangewezen.

Bij Koninklijk Besluit van 13 november 1864, trad de regeling voor het hospitaal van Hellevoetsluis in werking. Daarbij werd gehoor gegeven aan de wens van de eerste officier van gezondheid, om de accommodatie voor de toekomst te vergroten. Zo werd er op termijn besloten om op de locatie van het ‘kleine magazijn’ een nieuw gebouw te plaatsen, bestaande uit een begane grond met twee verdiepingen en zolder, de laatste aan de zuidzijde voorzien van een pakkozijn met hijsbalk. Op de begane grond werden de faciliteiten voor de administratie uitgebreid. In de op het oosten gelegen tuin, achter de gebouwen verrees een gebouw voor een lijk- en sectiekamer, tevens een desinfecteerinrichting voor kleding en textiel, met een mogelijkheid tot isolatie van 12 besmettelijke zieken.
Pas in 1890 was dit alles gereed en in 1893 werd het complex als hospitaal officieel in gebruik genomen.
Bij Koninklijk Besluit van 2 maart 1897, werd besloten, dat de maritieme ziekeninrichting van Hellevoetsluis, voortaan Hospitaal der Marine te Hellevoetsluis zou dragen. In een beoordeling van het hospitaal in1898 sprak men over een alleszins redelijk hospitaal der marine, waar ook de opleiding voor ziekenverplegers plaatsvond.

Op 4 september 1899, dreigde de totale ondergang van het hospitaal. Een schrijven van de Directeur en Commandant van de Marine van Hellevoetsluis, de Vice-Admiraal Quispel aan de Minister der Marine: werd het voorstel gedaan om het Marine Etablissement Hellevoetsluis vanwege de hoge kosten op te heffen. Op voorhand gaat het gebouw en bijgebouwen over naar de Dienst der Domeinen.
Voordat het complex overging, werd er een aanbouw aan de zuidoostzijde van het achtergebouw gemaakt, ten behoeve van kantinefaciliteiten. Overigens fungeerde het hospitaalcomplex vanaf het begin van de 20ste eeuw, zo ook in de periode1914-1918 bekend als Wereldoorlog I, waarin het Koninkrijk der Nederlanden haar neutraliteit handhaafde.

Periode 1911-1912. Opleiding tandheelkundige verzorging.
De tandheelkundige kliniek nam een unieke plaats in de geschiedenis van de marine en het hospitaal. De initiatiefnemer hiertoe was de officier der gezondheid der eerste klasse:
dr. J. D. Bryan, die tevens de leiding van de kliniek had. Deze richtte vooral zijn aandacht op de jongens, die op het instructieschip Hr. Ms. Van Galen waren geplaatst, maar ook op de bemanning van schepen uit de directie van Hellevoetsluis, het detachement landmacht militairen en patiënten van de buitendiensten. In haar eerste bestaan lieten zich 349 patiënten onder behandeling stellen. Later zette dr. Bryan zijn hulp aan burgerpatiënten voort, door een tandheelkundige kliniek in Hellevoetsluis op te richten.

Periode 1914-1918. Op de oorlogssituatie werd adequaat ingespeeld door de marineleiding in Hellevoetsluis de exercitieloods van Hr. Ms. van Galen in te richten als hospitaal. Tevens werden twee zeilvaartuigen, ingericht als ziekentransportschepen. De schepen droegen de kleuren van het Internationale Rode Kruis, d.w.z. een witte romp met boven de waterlijn een groene band en duidelijk het teken van het ‘Rode Kruis’ op beide zijden van het schip.

In de periode 1932-1934 volgt het afvloeien van het werfpersoneel en het definitieve vertrek van de marine uit Hellevoetsluis. Met het vertrek van de Marine hield het hospitaal op als zodanig te bestaan, het werd slechts als logement gebruikt voor de bemanning van schepen die hier ter reparatie waren.
In de periode 1939-1940 schijnt er volgens een foto een gezamenlijke ziekenboeg voor marine en landmacht in het oude hospitaal te zijn geweest.

Vanaf het begin van de 20ste eeuw bevond zich de toegang tot het gebouw op de zuidzijde. De zuidwest hoek borg in een huisje de mobiele brandspuit. Daarnaast bevond zich het houten wachthuis van de landmacht, de wacht van de ‘Oost-Barriëre’, één van de drie toegangswegen tot de ‘Vesting’ aan de westzijde was de hoofdtoegang, die op de binnenplaats uitkwam.

De periode 1938-1946. Anderen gebruikers van het oude hospitaal ‘de Hinderribben’.
Voor de aanvang van wereldoorlog II werd in het gebouw, gedurende de periode 1938-1939, tijdelijk gevluchte Duitse- en Oostenrijkse joden ondergebracht.

De periode 1940-1945. Duitse marine troepen waren in het gebouw gelegerd. Na de capitulatie woonden er een aantal Duitse ‘Kriegsmarine’ gevangenen, zij hielden zich bezig met het ruimen van springladingen en mijnen op de kustlijn van Voorne. Zij behoorde tot het zogenaamde ‘Dr. gerkommando’. (Deze naam was afgeleid van het merk van de glazen ontstekingsbuisjes, die uit mijnen en springladingen moest worden verwijderd. Zie hier voor het artikel in deze site: ‘Mijnenjagers op het land’ en marine algemeen).

1948. Er vestigde zich een ondernemer in het lege hospitaalcomplex, deze begon in de aanbouw aan het achtergebouw, in de voormalige kantine een sigarenfabriekje. Dit werd geen succes.



Bronnen, archieven en instellingen.
– G.T. Haneveld en P. C. van Rooyen. Vrij van zichtbare gebreken. Amsterdam 2001.
– G. T. Haneveld en P. C. van Rooyen. Van stiefkind tot professionele wasdom. Amsterdam 2005.
– J. C. H. Jansen. Het grote en kleine Magazijn met Logement van de Admiraliteit ‘Op de Maze’ te Hellevoetsluis, deel I, Particuliere uitgave Hellevoetsluis 2007
– J. C. H. Jansen. Sloop en rehabilitatie van het Achtergebouw, deel II. Particuliere uitgaven Hellevoetsluis 2007.
– J.C.H. Jansen en Maurice S. Laarman. Het kleine gevaar. Verslagen van K-verbanden te Hellevoetsluis februari 2002.
– Rijksdienst voor Monumentenzorg, panddossier te Zeist.
– Rijksdienst voor Monumentenzorg, foto en tekenarchief Zeist.
– Gemeente archief Hellevoetsluis, Dienst Openbare Werken. ( DOW )
– Streek archief Voorne-Putten en Rozenburg, Den Briel.
– Maasdelta Groep, archief Woontrefpunt Hellevoetsluis.
– M. Beckers-Heuker. Denkend aan Hellevoet, Hellevoetsluis 1984. Particuliere uitgave.

Hellevoetsluis: 16-08-2012.
Auteur: J. C. H. Jansen.
Fotoarchief J.C.H. Jansen.
Redactie: A. C. Pieké
Illustratie en fotobewerking: A. C. Pieké