2 december 1813, Brielle bevrijdt zich van de Franse overheersing.
Hoe was het ook alweer.
In 1812 trekt Napoleon met een leger van 500,000 soldaten, tegen de Russen op. Gedwongen door de tactiek van het Russische leger die van de ‘Verschroeide Aarde’, werd het Franse leger gedwongen haar opmars voort te zetten om zo ook later de terugtocht te aanvaarden, maar dan vanuit een brandend Moskou. Het werd een bizarre tocht in de Russische winter, slechts enkele duizenden van het roemruchte leger keerden terug in het vaderland
In de Volkeren Slag bij Leipzig, van 16 tot en met 19 oktober in 1813, werd het nieuw gevormde leger van Napoleon voldoende verslagen om de Bondgenoten de opmars door Duitsland naar het westen mogelijk te maken.
Groot was de blijdschap in ons land over de nederlaag van de Franse heerser, maar zich openlijk aansluiten bij zijn vijanden durfden men niet, gezien er hier een vrij sterk bezettingsleger lag.
Het werd dus hoogtijd partij te kiezen en een opstand aan te vangen.
Er lag in ons land een bezettingsleger van 9000 man, van verschillende nationaliteiten de zogenoemde étrangers, onder bevel van de generaal Molitor. Bij het naderen van de Bondgenoten trok hij zijn troepen samen in Naarden, Gorkom en Utrecht, dit met het oog op de verdediging van de Waterlinie.
15 november 1813. Jacob May initieert een volksopstand in Amsterdam, hij was een vertrouweling van Gijsbrecht Karel van Hoogendorp, mede door zijn toedoen en behulp van twee vrienden: Van der Duyn van Maasdam en Van Limburg Stirum, werd de opstand in Den Haag voorbereid.
Op 30 november 1813 na een dag van felle gevechten, werd Arnhem stormenderhand door de Geallieerde troepen genomen en daarmee verlost van de Franse overheersing. Op 2 december 1813 met behulp van zijn burgerij, schudde Brielle het Franse juk af.
Veertien dagen eerder op 19 november, werd Brielle op bevel van de Franse bevelhebber in staat van beleg gesteld . Die dag was het, dat de municipaliteit op voorstel van maire Heeneman, vier van haar leden in stilte naar Den Haag zond, om zich te laten informeren aangaande de situatie in den lande en de definitieve bevrijding. Teleurstellend was de boodschap, die de afgevaardigden mee terugnamen naar Brielle. Voor dat ogenblik zat er niets anders op, dan zich aan de harde wet van de noodzakelijkheid te onderwerpen.
De onder-prefect hield de stad met soldaten onder controle, tevens liet hij enig krijgsvolk de omliggende dorpen rondgaan, waar reeds de oranjevlaggen waaiden, zij lieten de vlaggen wegnemen en stelde de dorpen onder brandschatting. Dit draaide uit op flinke geldboetes. Voor de zekerheid van betaling voerden de soldaten een aantal notabelen als gijzelaars mee, gekozen uit de burgerij.
Ondertussen begon de desertie onder zogenoemde étrangers, soldaten van wisselende nationaliteit, toe te nemen. Op één nacht verdwenen er zelfs een vijftigtal. Dit deed zelfs bij Heeneman de hoop ontstaan op spoedige bevrijding van de stad, op 23 november vaardigde de maire, de predikant Pauw in het geheim af naar Den Haag, waar hij een schriftelijke machtiging ontving om de omwenteling in Brielle door te zetten. Tevens kon de municipaliteit over al het krijgsvolk, de magazijnen met voorraden en gelden beschikken. De bezetting van de stad was inmiddels gedeserteerd.
Na zijn terugkeer uit Den Haag, wist Pauw een kapitein van de étrangers, genoemd Holsfourt en de onder hem staande officieren, te bewegen zich onder militaire eed, aan het gemeentelijke bestuur te binden. Deze machtsgreep werd echter aan de bevelhebber verraden en daardoor verijdeld.
Het huis van Pauw werd in de nacht omsingeld, hij trachtte in nachtkledij te ontkomen en vluchtte van de ene tuin naar de andere, tot bij een broodbakker waar hij verborgen bleef, om twee dagen later de stad te worden uitgeholpen.
Holsfourt werd gearresteerd, in de boeien geslagen en op transport gezet naar Antwerpen. Heeneman voelde zich genoodzaakt om de stad met stille trom te verlaten.
Binnen gaf men de moed niet op, de geneesheer De Lang plakte aan de kazerne een proclamatie van de Pruisische generaal Blücher, merendeels bevolkt door Pruisen.
Er werd met zware straffen gedreigd, als zij volhardden in het dienen van Napoleon, daar tegenover werd hun beloftes gedaan, als zij zich naar Den Haag zouden begeven. Dit middel maakte nog al wat indruk en had een goed gevolg.
Geen uur nadat de onder-prefect samen met een aantal Franse officieren op 1 december uit Hellevoetsluis terugkwamen en het bevel gaf om briefjes van inkwartiering te maken voor een vijftigtal mariniers, die ieder moment verwacht werden, sloegen de étrangers aan het muiten. Zij schoten hun geweren af, na de wacht te hebben overmeesterd, trokken ze de Zuidpoort uit. Terstond verzamelden bevelhebber met de onder-prefect alle Franse soldaten op de markt, waar hij hen voor de hoofdwacht van het stadhuis, post liet vatten, twee daar staande veldstukken, met schroot liet laden om zo de markt vrij te houden van volk. Een Nationale gardist die een brief kwam brengen werd het eerste slachtoffer.
Even ontstond er een status-quo, maar nadat er een uur was verlopen, verscheen er een persoon genaamd, Nicolaas den Broeder, een hovenier, die een aantal Briellenaars aanspoorde een einde aan deze situatie te maken. De magazijnmeester Lux, die sinds het vertrek van Heeneman, voortdurend contact met hem had onderhouden, stelde zich aan het hoofd van deze groep burgers en rukte op naar de kazerne van de kustkanonniers, meest Hollanders en haalde hen over om zich bij hem te voegen. Met hun hulp werd eerst de poorten veroverd, waarna men zich met twee buitgemaakte stukken geschut naar de markt begaf. Hier vuurden men over en weer en verwondde een aantal burgers.
Lux was inmiddels aan de achterzijde het stadhuis binnengedrongen zo kon hij vanuit de vensters van de voorgevel de daar posthoudende soldaten beschieten en dwong hen daarmee het geschut te verlaten om zich binnen de hoofdwacht in veiligheid te brengen.
Drie burgers en twee Franse soldaten werden bij deze gelegenheid gedood en verscheidenen gekwetst. De verwachte mariniers, verschenen bij de Zuidpoort, maar werden daar zo heftig ontvangen, dat zij rechtsomkeer richting Hellevoetsluis maakten.
De gevangenen werden onder geleiden, naar Den Haag gebracht, welk lot ook de volgende dag, de onder-prefect, die zich verstopt had, ten deel viel.
Vanaf dat moment hervatte de Briellenaren weer, zonder Franse overheersing, hun dagelijks gang en werkzaamheden.
Noten:
1 gemeenteraad
2 burgemeester
3 hoge bestuursambtenaar
4 buitenlandse soldaten
Hellevoetsluis 15 november 2014
Auteur J.C.H. Jansen
redactie A.C. Pieké
Epiloog
Nadat Brielle en Hellevoetsluis hun culturele bijdragen in het kader van de herdenking van het instorten van het Franse keizerrijk en het lokale gezag op Voorne in het jaar 1813, hebben herdacht, meende de redactie van deze site, om de historische feiten, als een terugblik op een rijtje te moeten zetten. Gedacht werd, dat dit het beste kon worden gedaan door de schrijver van onze bron in het licht te zetten, zeker omdat hij een getuige van de toen roerige tijd was.
Mr. Jacob van Lennep geboren te Amsterdam op 24 maart 1802 maakte zich bekend als schrijver, taalkundige en politicus. Beroemd door zijn historisch romans, waarvan de bekendste die van Fernand Huyck is.
Voorts schreef hij: De voornaamste Geschiedenissen van Noord-Nederland en was hij een vooraanstaand vrijmetselaar, waar hij de functie van gedeputeerde grootmeester- nationaal in de orde der Maconnieke vereniging bekleedde. Hij werd in 1829, benoemd tot Rijksadvocaat.
Van Lennep overleed te Oosterbeek op 25 augustus 1868
Voor een overzicht van het leven en werken van Jacob van Lennep raadpleegt men: http://nl.wikipedia.org/wiki/Jacob van Lennep