HET BATAAFSE LEGER 1795 – 1806
De Bataafse Republiek.
In de barre januarimaand van 1795 hield de oude Republiek der Nederlanden op te bestaan.
De strijd tegen de revolutionaire legers van Frankrijk, was in de twee voorafgaande jaren in het nadeel van de verbonden troepen van – Oostenrijk, Engeland en de Republiek – verlopen, deze laatste hadden zich steeds meer moeten terugtrekken.
Onze vestingen waren slecht bewapend en zwak bezet met een weinig gemotiveerde bemanning, die zich de een na de ander, soms zonder enige vorm van weerstand, overgaven.
Hellevoetsluis valt niet te classificeren in het voorgaande, gezien de vesting niet in de frontlijnen en het aanvalsplan van het Franse leger van 1794-1795 lag. De omwenteling liep hier af met een opstootje, dat lokaal werd afgehandeld.
Na de val van Nijmegen in december 1794 stonden de Franse troepen aan de oevers van onze grote rivieren, deze waren voor hen nog het laatste beletsel om door te stoten naar het hart van de Republiek. De strenge vorst die in de laatste helft van december inzette, maakte het de vijand mogelijk om deze laatste hindernis te nemen.
Direct na het overtrekken van de Lek door de gecombineerd Franse-Hollandse troepen bij Culemborg stonden zij en de generaal Daendels, op 17 januari in Utrecht. Daendels vestigde zijn hoofdkwartier in Maarsen en vertrok de dag daarna naar Amsterdam. Die zelfde dag vertrok Stadhouder Willem V, met zijn familie naar Engeland, waarop de patriotten het bewind in verschillende steden overnamen.
Nadat de omwenteling voltooid was en het nieuwe republikeinse bestuur, zij het tegen een hoge prijs, door Frankrijk erkend was, werd direct een begin gemaakt met de reorganisatie van het Bataafse Leger, de oprichting hiervan, werd zeker geen enerverende bladzijde in de geschiedenis van de nieuwe republiek.
Met behulp van de Fransen werd het nieuwe bewind gevormd, dat Maastricht, Venlo en Zeeuws-Vlaanderen aan hen verkwanselden, om een bondgenootschap met de ‘bevrijder’ te verkrijgen, waarbij alle gewoonten op bestuurlijk gebied van hen werd overgenomen. Het resultaat was, dat na twee staatsgrepen de republiek werd omgezet in een afhankelijk koninkrijk, dat uiteindelijk werd ingelijfd bij Frankrijk.
Er bestond slechts weinig weerstand tegen deze gang van zaken, dit kwam voort uit de omstandigheden, dat een merendeel van de bevolking het regenten-bewind verafschuwde.
Alleen daar waar een persoonlijke of nauwe banden met de Oranjes werd gevoeld, bleef het verzet tegen het nieuwe bewind bestaan.
Het Bataafse leger.
Een groot deel van het legerpersoneel verliet het land en trad toe tot het Regiment Waldeck te Osnabrück, waar men een leger ter ontzetting van de Republiek trachtte te vormen. Een jaar later werden de daar aanwezige soldaten in Hannover gedetacheerd, waar een deel naar het ‘West Indische’ zou doorreizen.
Later uitgewekenen vormde op het eiland Wight, de Hollandse Brigade, van vijf regimenten, die in Ierland dienden. In 1802, na de Vrede van Amiens, werd de brigade ontbonden. Een deel van hen keerde terug naar Nederland, het ander deel ging met de Prins van Oranje, die vorst van Fulda was geworden, naar dit vorstendom. In 1806 werd Fulda weer van de prins ontnomen, Waarna de daar aanwezige troepen overgingen naar het Koninkrijk Holland, waar de broer van Napoleon, Lodewijk koning was geworden.
Het moge duidelijk zijn dat er in de oude republiek en in de nu ontstane situatie elk nationaal gevoel ontbrak, was dat er wel geweest dan zouden meer militairen de kant van der prins hebben gekozen. Als beroepsmilitair deed men wat voor de hand lag dus ging men om den brode in Bataafse dienst.
Er werden maatregelen getroffen om het oude regime en de herinnering daaraan uit te wissen. Natuurlijk verviel de oranje sjerp, zij werd vervangen door de rood-wit-blauwe. De oranje cocarde werd eerst vervangen door de drie kleurige rood-wit-blauwe, later door de zwarte uit de stadhouderloze tijdperken.
Alle Garde-Regimenten werden opgeheven, de overige regimenten werden samengevoegd tot zeven halve brigades, deze bestonden op hun beurt, ieder uit drie bataljons..
Alle officieren kregen voortaan alleen hun wedde (salaris), de militaire administratie en de werving werd centraal georganiseerd. De ‘subsidietroepen’ bleven in dienst van de Bataafse republiek (Nassau-landen, Waldeck-Pyrmont en Saksen-Gotha), maar de Zwitsers wilden hun contracten niet verlengen, hun regimenten werden ontbonden. Te beginnen met het eerste regiment de ‘Gardes’.
De Duitse troepen vormden de 8e Halve Brigade van het Bataafse Leger, dat naar Frans voorbeeld georganiseerd was in 2 divisies van elk 2 brigades. (Een brigade bestond uit 1 bataljon Jagers en 2 halve brigades.)
In 1803 werden de halve brigades opgeheven en de bataljons doorlopend genummerd.
Bij elk regiment, behield het 1e en 2e bataljon een grenadiers compagnie. De resterende grenadiers werden samengevoegd tot het Bataljon Garde Grenadiers. De Jagers werden verenigd in twee regimenten van elk twee bataljons. De drie Duitse Regimenten bleven ongewijzigd.
Mede door het verdrag van het nieuwe republikeinse bewind met Frankrijk, stond de helft van het Bataafse Leger ter beschikking van Frankrijk. In 1796 werd een divisie onder luitenant-generaal H. W. Daendels ingedeeld bij het Franse Leger, deze divisie werd in 1797 ingescheept voor een landing in Ierland, welke later werd afgelast
Krijgsverrichtingen.
In 1799 landden een grote combinatie van Russische en Engelse troepen op de kust van Noord-Holland. Twee Bataafse divisies onder luitenant-generaals Daendels en Dumonceau, namen van 27 augustus tot 18 oktober, deel aan de hevige gevechten bij Bergen en Castricum, zij wisten de geallieerde troepen tot staan te brengen en terug te drijven in zee.
Na deze veldtocht besloot men de sterkte van de infanterieregimenten te vermeerderen met een sergeant, twee korporaals en 30 fuseliers. De rang van kapitein-adjudant kwam te vervallen, maar de staf kreeg er een majoor en een meester-zadelmaker bij.
In de winter van 1800 op 1801 nam de divisie Dumonceau, deel aan de veldtocht langs de Main.
In 1803 en 1805, werd weer de divisie beschikbaar gesteld, voor landingen in Engeland, die uiteindelijk niet doorgingen. In 1805 ging de divisie onder Dumoceau naar het Donau gebied en leverde slag bij Ausburg, Passau en Krems.
In december 1805 werd de 2e divisie onder luitenant-generaal Bonhomme, ingedeeld bij het Noorder-leger, onder bevel van Prins Louis Bonaparte, de latere koning van Holland, maar deze legergroep kwam niet tot actie, omdat kort daarop de Vrede van Presburg werd gesloten.
Gewapende ‘ Burgermagten en Schutterijen ‘:
– 1795 er werd overgegaan tot ontbinding en zuivering van de bestaande schutterijen en exercitie genootschappen. In sommige plaatsen werden nieuwe Burgermachten opgericht, terwijl in andere delen van het land, de Schutterijen en Krijgsraden werden hersteld in de staat van voor 1787.
– 4 december 1795. Vertegenwoordigers van het ‘Hollandse Volk’, bekrachtigen een voorlopige organisatie van een gewapende burgerwacht, die in iedere provincie op gelijke voet zal staan. Alleen in de provincie Holland werd dit reglement ingevoerd. De samenstelling van de Gewapende Burgermachten zal zo na mogelijk, gelijk zijn aan die van het leger.
– 7 mei 1799 Volgens het nieuwe en laatste reglement, bestaat een Gewapende Burgermacht per Departement uit een halve brigade Infanterie, met Jagers en Artilleristen naar evenredigheid. Desgewenst met Cavalerie, zo men dit nodig acht. Het Departement van de Eems vormt de 1e Halve Brigade, Oude IJsel 2e, Rijn 3e,Amstel 4e, Texel 5e. Delf 6e, Dommel 7e, Schelde en Maas 8e halve brigade.
– 20 december 1803. Het voornoemde centralisatiestelsel wordt afgeschaft. Op plaatsen waar onvoldoende burgers zijn tot vorming van een compagnie zal geen Burgermacht worden geformeerd.
– 5 juni 1806. Het Burgermacht reglement wordt gewijzigd. De nieuwe taak wordt de bewaring van rust, orde en het uitvoeren van politiediensten, dit in tegenstelling waarvoor zij aanvankelijk was opgericht. Zij zal de naam dragen van ‘Plaatselijke Gewapende Burgermagt en zal niet worden opgericht in plaatsen met minder dan 2500 inwoners.
Dit laatste zal een reden kunnen zijn, dat men op Hellevoetsluis, met haar weinige inwoners, waarvan het merendeel nog bij het militaire apparaat werkzaam was, nooit aan een Burgermacht is toegekomen. Het Franse bestuur zal na 1806, wederom veranderingen instellen,waarbij er samen met Brielle toch nog iets tot stand komt.
Bronnen:
– De Nederlandse Infanterie. H. Ringoir. Uitgave: C. A. J. van Dishoeck Bussum. ’s Gravenhage 1967.
– Uniformen van het Nederlandse leger in de Bataafse Republiek en het Koninkrijk Holland in de periode 1795-1810
Een project van de Stichting ‘Vrienden van het Legermuseum’ en Modelfiguren ‘De Tinnen Tafelronde’.
Dr F. G. de Wilde. Bataafsche Leeuw, Amsterdam 1999.
– Beknopt overzicht van de Nederlandse Krijgsgeschiedenis van 1568 tot heden door I. L. Uiterschout. 1935.
Gebroeders Van Cleef.
– Uniformen in kleur door Preben Kannik Amsterdam Moussault Uitg. NV 1969.
– Voornaamste geschiedenis van Noord-Nederland, door Mr. J. van Lennep. Amsterdam 1850. Gebr. Kraay
Hellevoetsluis 14 oktober 2011
Samengesteld door: J. C. H. Jansen.
Illustratie Bewerking: A. C. Pieké.
Redactie: A. C. Pieké