De verdedigingswerken van Voorne de Stelling van de Monden van Maas en het Haringvliet’,
de batterij van Brielle, het Werk aan de Penserdijk en Fort De Noorddijk.
In 1803 gelastte Napoleon, de bouw van twaalf batterijen in een lijn van Brielle naar Hellevoetsluis, (de noord-zuidas over Voorne). Op het einde van de 19de eeuw, werd er begonnen met het slechten van deze oude batterijen, zij waren gebaseerd op het verdedigingsplan van rond 1780. De vierde Engelse oorlog was toen uitgebroken en de kustverdediging in slechte staat. In allerijl nam men dit ter hand en werden de batterijen de Quack en het Stenen Baak, die uit het midden van de 17de eeuw dateerden, gerevitaliseerd, vernieuwd of uitgebreid.
De visie was dat bij vijandelijke scheepsbewegingen op de Maas en het Haringvliet, deze voldoende door het vestinggeschut konden worden bestookt. Landingen van troepen van vreemde mogendheden op de stranden, zouden vastlopen in de geïnundeerde polders, waarbij de dijken door de twaalf batterijen onder vuur konden worden genomen. Voornoemde opvatting heeft stand gehouden, tot de volgende oorlogsdreiging, de Frans-Duitse oorlog van 1870. Door verdragend geschut werden de batterijen overbodig en zijn in de periode 1870-1890 afgegraven. Voorne bleef echter niet onverdedigd achter, de Vestingwet 1874, voorzag in de bouw van twee nieuwe forten: één aan de Noorddijk en een andere aan de Penserdijk, mede de kustbatterij aan de ingang van de Brielse haven.
In het midden van de 19de eeuw werd er aan de verdediging van Voorne nog steeds grote waarde toegekend. Door de Frans-Duitse oorlog heeft men ingezien, dat de verdediging van het eiland optimaal moest zijn. Dit in het geval dat een vijandelijke natie, ‘voet aan wal’ zou n zetten om een bruggenhoofd te vormen, dat dienst zou kunnen doen als springplank om achter de Hollandse waterlinie te komen.
De havenbatterij van Brielle. Aan de ingang van de haven werd in 1858 een betrekkelijk eenvoudige kustbatterij gebouwd, die aanvankelijk bestond uit een met aarde omwalde ruimte, waarin zich midden in de woning en een bergruimte van de fortwachter bevond. In de bergruimte bevonden zich de genie- en de artilleriematerialen.
In 1882 werd deze woning vervangen door een bomvrij wachtgebouw, dit bestond uit twee woonlagen, op de begane grond, twee verblijven , een voor de officieren, de ander voor de manschappen, verder waren er een projectielen en kruitmagazijn. De bovengelegen woonlaag zal als een slaapzaal dienst hebben gedaan. Het gebouw was, uitgezonderd het front, met een aardlaag van drie meter overdekt.
De organieke bewapening bestond uit vier kanonnen van 15 cm – L 24. op hoog affuit, in open opstelling, getrokken achterlader, materiaal staal. Fabriek: Krupp, munitie: buskruitgranaat, stalen en ijzeren brisantgranaat, stalen en ijzeren kartetsen. Gewicht projectiel: 31.6 kg.
Dracht: 3500 meter. Ingevoerd, 21 september 1882 Bediening: 1 commandant en 4 kanonniers. In het noordelijke en in het oostelijke front bevonden zich een aantal schuilplaatsen. Er was ook een zogenaamde steunmuur met vier nissen waarvan er drie moesten dienen tot schuilplaats en één tot munitiebergplaats.
Zoals gebruikelijk was het geheel met een gracht omgeven, deze stond middels een duiker in verbinding met de haven. Het vooruit geschoven fort of redoute, stond in verbinding met de stad via een houten brug, zodat men min of meer regelmatig kon worden bevoorraad.
Tot na 1918 werd deze vooruitgeschoven post gehandhaafd, maar pas na 1926 werd het werk als militair object afgeschreven. Het geheel diende vele doelen, zeker in de recreatieve sfeer, die zich later rond het Brielse Meer gingen ontwikkelen. Het complex had eind van de jaren tachtig van de 20ste eeuw, door de vele verbouwingen, het merendeel van haar oorspronkelijke militaire karakter verloren.
Een tweeling in de polder, dat zijn de forten Noorddijk en Penserdijk, beide in eerste uitvoering het zelfde uiterlijk maar niet hetzelfde doel. Het werk aan de Penserdijk had als hoofddoel het bewaken van het inundatiesysteem van de voorliggende polder, in tweede instantie het bewaken van het acces, de toegangsstrook van het geïnundeerde gebied. Het doel van het fort Noorddijk was primair het bewaken van de Noorddijk en het bestrijken van de geïnundeerde gronden. De forten zijn in de periode 1883-1886 gebouwd en in het midden van de 20ste eeuw buiten gebruik gesteld en overgegaan naar de Dienst der Domeinen, waarna het beheer in 1960 werd overgenomen door het Zuidhollands Landschap.
De functie van de twee forten was als volgt omschreven:
De fortificatién, zullen ten tijde van oorlog dienen tot het bestrijken van de schootsvelden, waarbinnen gelegen zijn de Noorddijk en de Penserdijk, zijnde dat deze dijken dwars door de inundatie leidende, belangrijk zijn als acces en komkering, terwijl zij noch vanuit Brielle noch vanuit Hellevoetsluis onder vuur kunnen worden gehouden.
De beide forten zijn gelegen aan de westzijde van de Rijksstraatweg, het ‘Werk aan de Penserdijk’ en de inundatiesluis lagen bij het watergemaal ‘ De Klomp’, gelegen aan de oostzijde van de Rijksstraatweg, tegenover de boerderij Esterenburg en het fort. Beide forten zijn gelegen in de toenmalige gemeente Nieuwenhoorn. ‘De Noorddijk’, aan de Noorddijk op de voormalige gemeentegrens van Nieuw Hellevoet en Nieuwenhoorn.
Bij de forten werden tijdens de mobilisatietijd van 1914-1918, enkele houten barakken geplaatst voor meer en betere kazernering en uiteraard een houten kantine, om de vrije tijd door te brengen. Inkwartiering vond ook plaats in de omliggende boerderijen, waaronder Dijkzicht, Lagerwoud en Esterenburch.
In dezelfde periode, werden verbeteringen uitgevoerd aan de bestaande forten van Ooltgensplaat, Numansdorp en Willemstad.
De forten vertonen onderling weinig verschillen beiden bezitten zij een bomvrij wachthuis, dat ieder voor zich weer dezelfde indeling, namelijk zeven ruimten t.w.: een remise, een gang, kruitmagazijn, bergplaats, telegraafkantoor, wachtvertrek en een officiersverblijf.
Beide forten hadden twee geschutemplacementen, waarop geplaatst waren: kanonnen van 12 cm kort, type getrokken achterlader, materiaal brons en half brons, aantal trekken 12, fabricaat: Artillerie-Inrichting Delft. Het stuk kende drie affuiten; het hoge, het lage en het kazemataffuit. De vuurmond kwam voort uit de voormalige 12 ponder veldgeschut. Dracht van een grote kartetsgranaat max. 3500 meter. Bemanning per vuurmond: een officier of onderluitenant en drie kanonniers.
De bezetting van deze forten in oorlogstijd bestond uit 100 koppen, verdeeld over 60 infanteristen, 30 artilleristen en 3 telegrafisten, twee artillerie-pioniers en twee hospitaalsoldaten. Een Opzichter van Fortificatiën der 3de klasse werd soms toegevoegd.
In Wereldoorlog II, werden de forten Penserdijk en Noorddijk gebruikt voor de opstelling van luchtdoelgeschut, Hiervoor werd een deel van de bestaande geschutsopstellingen geamoveerd. De resten van mitrailleuropstellingen en dagverblijven van de daar gestationeerde Duitse militairen, zijn nog steeds terug te vinden. Daarbij werd tevens voor het wachtgebouw een zware betonnen muur met schietgaten gebouwd. Dit laatste misschien ook tegen de steeds toenemende raketaanvallen van de geallieerde vliegtuigen.
Bronnen:
– Op zoek naar vroeger verdedigingswerken op Voorne, Brielse Courant door J. Klok. Brielle
15 oktober 1979.
– Fort Noorddijk en Fort Penserdijk, een tweeling in de polder.
Brochure: Stichting Zuidhollands Landschap. Rotterdam, Open monumentendag, zaterdag 12 september 1992.
– Stichting Zuidhollands Landschap. Een tweeling in de polder, door Hans Visser, regiobeheerder kuststreek.
– Nederlands geschut sinds 1677, door Unieboek B.V. Bussum 1978. Bussum.
– Het archief van J. Pierlinck en C.J. van de Graaf 1761/62 – 1784. IV- 111, Defencie der Zuidelijke kusten, van de Provincie Holland.
Hellevoetsluis 18 november 2011
Auteur: J. C. H. Jansen.
Redactie en bewerking illustraties: A. C. Pieké.