Nederland ingelijfd. Periode 1810-1813.
Tijdens het Koninkrijk Holland, onder Lodewijk, werden een aantal belangrijke maatregelen getroffen. Tal van dijken werden verbeterd en straatwegen aangelegd. Het belastingstelsel werd onder de raadspensionaris Rutger Jan Schimmelpennincks samen met de briljante financier Gogel danig herzien. De laatst genoemde was mede de man van het algemene belastingstelsel. De personele en de grondbelasting, waarbij de invoering van het kadaster centraal stond, zijn in deze periode in het leven geroepen. In 1806 kwam de Wet op het Lager Onderwijs tot stand, dit kwam het volksonderwijs zeer ten goede.
De prelude
Al in 1805 besloot Napoleon, ondanks het goede bewind van Schimmelpennincks deze ten val te brengen. De Keizer wenste zich te omringen met vazalstaten, bestuurd door familieleden. De raadspensionaris Schimmelpennincks werd gedwongen het bestuur neer te leggen, als reden hiervoor gaf Napoleon op de gezichtsverzwakking van de raadpensionaris.
De inlijving van de oude Republiek kwam als zodanig niet als een grote verrassing. Veel stappen waren reeds gezet om de Bataafse Republiek op den duur volledig monddood te maken. Zo gingen al op 16 mei 1795, Staats-Vlaanderen, Maastricht, Venlo en de helft van het grondgebied van Vlissingen over in Franse handen.
De inlijving
Op 1 oktober 1795, werden de door de Zuidelijke Nederlanden en de Republiek afgestane landen, verdeeld in negen departementen. Vlissingen wordt in 1807 geheel afgestaan.
In 1809, op 5 september, verklaart Frankrijk, Walcheren tot haar eigendom. Later vormt het eiland Walcheren, de sous-prefecturen van het d’partement de l’Escaut (Schelde).
Nadat alles successievelijk in arrondissementen en departementen was ondergebracht, werd de verfransing totaal, met het Keizerlijke decreet van 9 juli 1810: Franse troepen bezetten Amsterdam, afkondiging van het Décret Impérial, art. 1ste: La Hollande est reunie l’Empire. Lodewijk wenste een zo vernederend koningschap niet langer te dragen en deed afstand van de regering ten behoeve van zijn zoon, zijn gemalin Hortence de Beauharnais zou regentes worden. Napoleon wenste hier niet op in te gaan.
De provinciën werden opnieuw ingedeeld in departementen, de namen van de meeste, werden ontleend aan die van de rivieren. Onder-prefecten, bestuurden de sous-prefecten en de arrondissementen, de maires de municipaliteiten.
Bijna alle prefecten waren Nederlanders. Niet gezien bij de bevolking waren de twee Belgen, De Celles en Stassart, zij kwamen de bevelen van Napoleon te nauwkeurig na.
Het Continentale Stelsel 1806
Het stelsel werd thans onverbiddelijk gehandhaafd, daardoor stond de handel bijna geheel stil. Smokkelaars verdienden goud geld. De Engelsen veroverden in 1811 ook nog Java, zodat van ons groot koloniaal bezit, alleen de factorij Decima bij Japan en de Ivoorkust in Afrika, in onze handen was. Gezien er slechts een geringe of in het geheel geen aanvoer was, stegen de prijzen van de artikelen tot buitensporige hoogte. Koloniale waren zoals koffie en suiker werden vervangen door surrogaten, respectievelijk cichorei en beetwortelsuiker. Het gemis van de verfstof indigo, gebruikt voor het verven van de bekende donkerblauwe kleur van uniformdelen, werd opgelost door deze ongekleurd te laten of te vervangen door lokale kleurstoffen. De wortel van de meekrap (Rubia tinctorum) leverde deels de rode kleurstof voor het Hollandse Armee.
Op 18 oktober 1810, de Hollandse departementen vormen een enkel zee-arrondissement.
De hoogste macht berustte in de handen van de 72-jarigen Lebrun, Hertog van Plaisance, deze wordt op 15 december 1810, benoemd tot Gouverneur-Generaal van de Hollandse departementen. Hij was een gemoedelijk man, die alles deed om het Franse juk zo dragelijk mogelijk te maken. Met de Geallieerden op de stoep, moet de hertog op 16 november 1813 de hoofdstad Amsterdam verlaten, hij geeft zijn gezag over aan de Generaal Molitor, deze had een bezettingsleger bij zich van 9000 man.
Inlijving van het leger 1810
Onder Koning Lodewijk was de infanterie al vergaand gereorganiseerd, zo waren de regimenten Grenadiers, 1e en 2e regiment Jagers en het 1ste tot het 8ste regiment Infanterie, omgedoopt in de Regimenten Gardegrenadiers. Het 2de en 3de Regiment Jagers werden het 2de tot en met het 9de Regiment Infanterie.
Zo verging het ook met het 2de en 3de Regiment Jagers, samengevoegd vormden zij weer het 1ste en het 5de Regiment Infanterie. In 1807 mochten zij zich het Zeeuwse Legioen noemen. Na de annexatie van Zeeland in 1809, werd het Regiment de l’Isle de Walchre. In 1809 werd het regiment weer terug genummerd tot het 131ste Regiment van Linie. Het is maar, dat u het weet. |
De conscriptie 1810
De loting voor militaire dienstplicht, dwong honderden jonge mannen tot de krijgsdienst. Met de loting, waaraan alle 20-jarige moesten deelnemen, werd uitgemaakt, wie voor de tijd van vijf jaar in militaire dienst moest treden. In een land waar steeds huurlingen en subsidietroepen gebruikelijk waren, viel een dergelijke gedwongen loting des te zwaarder. In enkele jaren tijd werden er op deze manier ruim 170.000 mannen aan de legers van Napoleon toegevoegd.
Op 26 april 1810 vond er een uitbreiding van de Gendarmerie plaats, dit in het departement van de Mondingen van de Rijn, de invoering van het Douane-stelsel liep hier aan min of meer parallel.
Oprichting van 12 compagnieën kustartillerie voor Walcheren, Zuid-Beverland, Schouwen, Tholen, Willemsstad, Moerdijk en Geertruidenberg. De hoofdplaats en garnizoen van deze compagnieën was Bergen-op-Zoom. Oprichting van 9 compagnieën kustartillerie voor de Hollandse kusten.
Met dit summiere overzicht wordt aangetoond, dat de Vesting Hellevoetsluis geen belangrijke rol meer zou spelen, niet in het douane-stelsel noch in de verdediging van de Hollandse kusten. Om het Pampus met geschut te kunnen bestrijken tegen ongewenste indringers werd wel de Batterij X gebouwd aan de Zuiddijk. De verdedigingslijn of stopgrens van het Zuidfront was landinwaarts gebracht, dit zou zich op het einde van de 19de eeuw nogmaals herhalen, toen men afzag van de bouw van grote fortificaties in of langs het Haringvliet.
Krijgsverrichtingen 1812
Franse generaals hebben de uit Hollanders samengestelde regimenten roekeloos en ondoordacht gehanteerd, De maarschalk Davoust liet op 12 juli 1812, het 33ste Regiment Lichte Infanterie, voor straf met de monding van de geweren naar beneden paraderen, omdat hij meende dat het regiment onder de sterkte was, doordat een deel zelfstandig aan het voedsel zoeken was gegaan. De maarschalk was kennelijk vergeten dat de soldaten, dagen achtereen voor zijn flankbeveiliging hadden gezorgd en door de geforceerde marsen en slechte verzorging veel manschappen moesten achterlaten. Op 17 november 1812, kreeg ditzelfde regiment opdracht om de terugtocht van de Franse 4de Divisie uit Rusland, bij Krasnoi te dekken. Van de 500 manschappen, werden er 78 door de Russen gevangen genomen, waarvan er 53 gewond waren, 422 manschappen sneuvelden.
De overtocht over de Berezina koste het 125ste Regiment, meer dan 500 manschappen.
het 126ste Regiment verloor op 27 november 1812 bij Borisow 206 van de 346 van de nog aanwezige officieren en soldaten.
Na deze slachtingen, wij spreken hier over de mislukte veldtocht naar Rusland, ging Napoleon door met het oproepen van Nederlandse dienstplichtigen.
In 1813 worden nog het 146ste, 147ste en het 148ste Regiment Infanterie van Linie opgericht, Zij waren grotendeels gevormd uit de Nationale Gardes van de Nederlandse departementen. Later in 1814 zouden deze Gardes deel uitmaken van de 20 bataljons Nationale Militie, die het Koninkrijk der Nederlanden zouden dienen.
Hoe verliep de omwenteling op Voorne
Op 1 december 1813, bevrijdde den Briel zich zelf van het Franse juk. Veertien dagen eerder was de stad door de Franse bevelhebber in staat van beleg en verdediging gebracht. Op 19 november had de municipaliteit op voorstel van de Maire Heeneman, vier leden in stilte naar Den Haag laten vertrekken, om te vernemen of er nog Franse troepen ter hulp zouden komen. Men zou het moeten doen met de harde werkelijkheid en noodzakelijkheid, waarbij de burgerij onder de duim moest worden gehouden. Politionele acties werden in de omliggende dorpen uitgevoerd en brandschattingen (geldboeten) opgelegd.
In den Briel nam de desertie hand over hand toe, in een nacht verdwenen al vijftig tranger.
Door de Maire werd de predikant Pauw op 23 november naar Den Haag gestuurd, waar hij van Van Hogendorp een schriftelijke machtiging ontving om de omwenteling in den Briel door te zetten. Een van de kapiteins van de tranger, Holsfourt genaamd, had zich met het nieuwe bestuur verbonden en toegezegd, dat hij het krijgsvolk in opstand zou brengen. Dit werd echter aan de bevelvoerende commandant verraden en zodoende verijdeld.
Pauw moest vluchten en Heeneman verliet de stad, Holsfourt werd gevat en naar Antwerpen overgebracht, waar hem de krijgsraad zou wachten. Bij de tranger, merendeel Pruisen, werd een afkondiging aangeplakt afkomstig van de Pruisische generaal Blucher, waarin stond vermeld, dat hen zware straffen te wachten stonden als zij de Franse troepen zouden blijven dienen. Dit laatste ging vergezeld van een dringend verzoek om zich zo spoedig mogelijk in Den Haag te meldden.
De voornoemde proclamatie was op het juiste moment afgekondigd, want nog geen uur later keerde de Onder-Prefect vergezeld van een aantal Franse officieren, terug uit Hellevoetsluis, met het bevel om voor de inkwartiering te zorgen van vijftig manschappen van het Corps de Marine, die ieder moment konden worden verwacht. De tranger, die dit vernomen hadden sloegen direct aan het muiten, zij overweldigden de wacht en trokken de Zuidpoort uit.
Direct verzamelden de Onder-Prefect en de Bevelhebber al de Franse soldaten op de markt, waar zij voor het stadhuis en de hoofdwacht post vatten, vergezeld van twee veldstukken met schroot geladen, waarmee zij het volk in bedwang hielden.
Een aantal inwoners van den Briel meenden dat er een einde aan deze zaak moest komen, een zekere magazijnmeester genaamd Lux, nam het initiatief en stelde zich aan het hoofd van de burgers en begaven zich naar de kazerne van de Kustartillerie, de kanonniers meest Hollanders, werden overgehaald om zich bij hen te voegen. Met hun hulp werden eerst de poorten overrompeld, waarna men twee stukken geschut richting markt voerden. Er ontstond een vuurgevecht waarbij onder een aantal burgers gewonden vielen.
Lux was inmiddels de achterzijde van he stadhuis binnengedrongen en vuurde uit de vensters van de voorgevel op de Fransen en dwong hen, zodoende het geschut te verlaten waarbij zij een goed heenkomen in de hoofdwacht vonden, alwaar zij zich overgaven. Twee soldaten en drie burgers werden bij deze actie gedood en verscheiden gewond.
De verwachte mariniers waren al voor de Zuidpoort verschenen en vonden daar een zo warm onthaal, dat zij overhaast naar Hellevoetsluis terugkeerden.
De volgende dag werden krijgsgevangenen en collaborateurs, waaronder de Onder-Prefect die ondergedoken was, afgevoerd naar Den Haag.
November 1813, Hellevoetsluis in staat van beleg
Na de bevrijding van den Briel werd door de Franse bezetting Hellevoetsluis opgeëist.
De op 3 december, van uit den Briel naar de vesting gestuurde kapitein-luitenant als parlementair, werd vergezeld van een tamboer. In plaats van een fatsoenlijk antwoord te ontvangen, werden zij getrakteerd met musket en kanonvuur. Deze houding voor te openen onderhandelingen bevestigde het vermoeden, dat de vijand wel niet door een zwaar bemande doch talrijke vloot werd gedekt. De in het garnizoen gelegen tranger, een compagnie die deel uitmaakte van de Nationale Garde en tijdens het beleg waren gedeserteerd, werden ontwapend, evenals de Hollandse kustartilleristen.
Veel douaniers uit Overflakkee bevonden zich in de Vesting en dachten daar veilig te zijn. Voorts lag er een kleine vloot of flottielje van een twintigtal schepen, bestaande uit korvetten barken, brikken alle goed bewapend en bemand, met wel duizend koppen. Tel daar een aantal van minimaal 700 manschappen bij, die in Hellevoetsluis aan de Heerenweg in de barakken waren gelegerd, nu de Opzoomerlaan, dan kan men spreken van een redelijke tot goede bezetting.
Den Briel valt Hellevoetsluis aan
Het krijgsvolk vergezeld van een aantal Brielse burgers en boeren onder de generaal Zweers de Landas, tastten de noordzijde van de vesting aan met een heftige kanonnade die aanving in de middag. Het vuren werd vooral vanuit de vesting met hevigheid beantwoord maar tegen de avond, hield het vuren van buiten op, daar men besloten had, terug te trekken op Nieuwenhoorn. Een deel van de militie zou daar overnachtten, de rest zou terugkeren naar den Briel.
Van de gelegenheid gebruikmakend, deed de Franse bezetting een uitval om de plaats van de aanval vanuit de Struyten te verkennen. Het Rijks Hospitaal, dat van alles overvloedig voorzien was geweest, was waarschijnlijk reeds door de Brielse militie leeg gehaald, de Fransen konden alleen de restanten meenemen en maakte het overige onbruikbaar.
In de nacht van 5 op 6 december vertrok in alle stilte de Franse vloot met de bezetting van de vesting, die alvorens te vertrekken het geschut onbruik maakte, door het z.g. vernagelen.
Het vertrek verliep met de hoogste orde, zonder schade en enig letsel te hebben veroorzaakt.
Het opgeven van de vesting, was toe te schrijven aan een Engelse vloot, die voor het Goerese Gat was verschenen en daarmee de terugtocht naar Willemstad en Antwerpen afsneed. Deze zelfde vloot was verantwoordelijk voor het aan land zetten van 50 mariniers om hier een bruggenhoofd te slaan voor een grotere landing.
Op 5 december vond de bevrijding van Hellevoetsluis plaats, na drie dagen te zijn ingesloten geweest door de Brielse burgerwacht, boeren en de nationale militie.
Op 6 december werd een delegatie naar Den Haag gestuurd, om de Soevereine Vorst op de hoogte te stellen van het goede nieuws. Ook de Commandant van den Briel en de Admiraal Kikkert, die zich daar met een groeiend aantal manschappen ophield en in afwachting van de opeising van het Fortresse Hellevoetsluis, werd door de delegatie met de stand van zaken op de hoogte gebracht, zodat zijn troepen konden oprukken naar Hellevoetsluis.
Bronvermelding:
De Nederlandse Infanterie. H. Ringoir. Den Haag 1967.
Geschiedenissen van Noord-Nederland. Door Mr. J van Lennep. Amsterdam 1850.
Geschiedenis van Voorne-Putten en Rozenburg. W. Plokker. 1851 Brielle.
Vaderlandse geschiedenis. G. de Haas. Den Haag 1927.
Flitsen uit de Geschiedenis van Hellevoetsluis. Door Klaas Buitenhuis. 1981 Hellevoetsluis.
De Uniformen van de Nederlandse Zee- en Landmacht. Tekst van F. J. G. ten Raa. Bijdrage van de Sectie Militaire Geschiedenis. No: 6. Den Haag 1980
Hellevoetsluis 15-02-2012
Auteur: J. C. H. Jansen.
Bewerking illustraties: A. C. Pieké
Redactie: A. C. Pieké.