Bemande torpedo’s en eenmansduikboten
dramatisch ongeval te Hellevoetsluis op 27 december 1944
Inleiding
De alles verslindende 2de wereldoorlog (1939-1945), duurde inmiddels 5 jaren en had de marinevesting Hellevoetsluis niet onberoerd gelaten, mede doordat zij was opgenomen in het Duitse kustverdedigingssysteem de Atlantische Muur. In de periode 1943-1945 voegde de Duitse bezetter een aantal indrukwekkende verdedigingswerken aan de reeds bestaande toe.
Zware bunkers werden langs de kustlijn vanaf Hellevoetsluis tot aan de monding van de Maas gebouwd. Onder deze versterkingen bevonden zich radar-en peilstations, die vanaf de kust de bewegingen van de geallieerde luchtmacht volgden.
De vesting Hellevoetsluis ontkwam niet aan de Dramatische ingreep, waarbij ter wille van een beter schootsveld, de woningen aan de Westkade en de Westzanddijk, werden gesloopt. Een enkele grote woning, een café en de molen bleven gespaard.
De buiten de vesting gelegen Tram- en Koopvaardijhaven en het Kanaal door Voorne, met de aanpalende woonhuizen en de gebouwen van Rijkswaterstaat waren in gebruik bij de Kriegsmarine. Beter gezegd afdeling het Hollandisch-Rheinflottille. Dit was ook het geval met de marinewerf aan het ‘Grote Dok-west’ gelegen.
In december 1944 werden er nieuwe vreemdsoortige scheepjes in de haven van Hellevoetsluis gesignaleerd: één- of twee mans duikboten en kleine snelle motorbootjes, later geclassificeerd als ‘Sprengboote’.
Hoe was het zover gekomen dat de marine van het machtige Duitsland opeens belang stelde in deze minuscule vaartuigjes en waarom werd Hellevoetsluis daarvoor als thuishaven gekozen.
In 1939 brak de oorlog uit en hoewel Hitler anders had gehoopt, verklaarde ook Engeland de oorlog aan Duitsland. De Engelse- en de Duitse vloten, zouden elkaar de komende jaren fel bestrijden. Het Duitse opperbevel besefte wel dat deze oorlog nog niet was gewonnen, dit werd bevestigd door de admiraal Dönitz, die bij het uitbreken van de oorlog opmerkte:
‘Wir künnen jetzt nur versuchen mit Anstand zu sterben’.
Vernieuwde tactiek
De Kriegsmarine vertrouwde er grotendeels op dat de ‘U-Boote’ met hun vernieuwde tactiek de oorlog in het Duitse voordeel zouden kunnen beslissen en dit gebeurde ook bijna. In het topjaar 1940, joegen hun onderzeeboten een schrikbarend tonnage aan geallieerde schepen naar de kelder. Met het breken van de codes van de codeermachine ‘Ultra’, lag voor de geallieerden bijna alle communicatie bloot. Ultra was in de slag om de Atlantische Oceaan het beslissende moment, bij de bestrijding en uitschakeling van het Duitse onderzeebootwapen.
Op het eind van de 2de wereldoorlog had Duitsland in totaal 1170 U-Boote verloren, daar tegenover verloren de geallieerde mogendheden, 14.573.00 Br. ton. aan scheepsruimte.
Er werd uitgezien naar andere middelen om de oorlog voort te zetten. De plannen hiervoor bestonden al eerder maar de noodzaak was nog niet direct aanwezig. Het Oberkommando Kriegsmarine (OKM), kwam tot het inzicht om dwergonderzeeërs, bemande torpedo’s en springboten, die met goed gevolg al langer in gebruik waren bij andere buitenlandse maritieme strijdkrachten, te gaan ontwikkelen en in te zetten. De kosten die door de Duitse Kriegsmarine zijn gemaakt om de verschillende Kleinkampf-Mittel, operationeel te krijgen zijn niet bekend. Wel was de overweging bekend voor de ontwikkeling van een wapensysteem; de gemaakte kosten zouden per saldo moeten worden overtroffen door de resultaten en de effectiviteit. De conclusie was dat de tactische en effectieve van dit soort aanvalsmiddelen laag is geweest. Het psychologische effect van deze wapens oversteeg duidelijk de geboekte resultaten in materiele zin.
In het kader van de locatie waaruit dit onderzoek is ontstaan t.w. Hellevoetsluis zullen alleen de typen aanvalswapens worden behandeld, die daar zijn waargenomen.
De duikboten en hun ontstaan.
Het eerste nieuwe Duitse wapensysteem, berustte op de standaard torpedo van het type G7e, een ontwerp van de ingenieur, Mohr. De bemande eenmanstorpedo ‘Neger’ en een verbeterd type ‘Marder’, hadden een zeer eenvoudig wapensysteem, twee samengevoegde torpedo’s opgebouwd uit een draag- en gevechtstorpedo, beide van het type G7e. Bij de draagtorpedo was de gevechtskop vervangen door een kop waarin de bestuurder kon plaatsnemen, hier bevond zich een kleine stuurstand, afgedekt met een koepel van plexiglas.
De gevechtstorpedo hing aan een afvuurmechanisme op zo’n 7cm van de bovenste torpedo af. De boot kon niet duiken.
Het verbeterde type ‘Marder’, een verlengde versie van het type ‘Neger’ had voorin een duiktank, waarmee het mogelijk was om in korte tijd naar 10 meter diepte te duiken.
Kleinst-U-boot Molch’.
Zoals bij de vorige ontwerpen stond de toepassing van zoveel mogelijk torpedo onderdelen en een eenvoudige fabricage voorop. Zo werd er gebruik gemaakt van het staartstuk van de 53.3 cm. electrotorpedo en het eenvoudig te fabriceren cilindrische druklichaam maakte serie productie eenvoudig. In de voorsectie van de boot huisden de batterijen, zij dreven de 13 PK normale torpedo elektromotor aan.
De grote van de batterij, zorgde er voor dat de verhoudingsgewijs grote boot, met een waterverplaatsing van 8,4 ton, zonder torpedo’s een vaarbereik onderwater bij 5 KN van 50 zeemijlen had, voorwaar een indrukwekkende prestatie.
Voor het prototype Molch, bleek het bijna onmogelijk te duiken, dit leidde er toe, dat bij een ‘Einsètze’, een half gedoken aanvalsmanier werd gevolgd. De stuurinrichting was eenvoudig uitgevoerd, het vaartuig had een periscoop, waarin zich bovenin een magneetkompas bevond, dat door middel van spiegels in de boot was af te lezen.
De 1.5 m lange, voor de plexiglas koepel geplaatste periscoop, was in zijn gebruik beperkt, vanwege de kleine effectieve hoek naar stuur- en bakboord van 30 graden. Dit is gezien vanuit de scheepslijn, 60 graden totaal. Achter de stuurstand lag de elektrometer. Enige boten waren uitgerust met onderwater luisterapparatuur en/of een automatische stuurmachine.
De productie kon in juni 1944 bij de firma Deschimag A.G. Weser aanvangen in een geconcentreerde serieproductie. Tot einde januari werden er circa 390 boten afgeleverd. Een topprestatie op het einde van een oorlog.
Klein-U-Boot Biber of ‘Bunteboot’:
de ‘Biber’ is gebaseerd op het idee van ‘Korvetten-Kapiten Bartels’. De constructie van de boot werd geleid door de directeur Bunte van de L’becker Flenderwerken.
Verloop van de ontwikkeling van de duikboot ‘Biber’:
04-02-1944 de eerste onderhandelingen met de werf.
09-02-1944 opdracht tot bouw en ontwikkeling gegeven.
23-02-1944 voorontwerp voor het prototype ‘Adam’ op tafel.
15-03-1944 prototype gereed.
Na beproeving kon onder de geweldige tijdsdruk, op 29-03-1944 de eerste boot aan de Kriegsmarine worden overgedragen. Na de praktische beproevingen plaatste de marine een order voor 4 prototypen, 20 opleidings- en 300 gevechtsboten. De kosten voor het vervaardigen van een operationele ‘Biber’, bedroeg 29.000 Reichs Mark.
Technische gegevens Biber.
lengte 9.03 m. Grootste breedte I.57 m.
Breedte van het druklichaam: 0.96 m. Wanddikte: 3 mm, materiaal staalplaat.
Waterverplaatsing: 6.3 k/ton.
Snelheid bij oppervlaktevaart: 6.5 KN.
voort gedreven door: 32 Pk Opel-Blitz, 2.5 l. L.K.W. Brandstof, benzine.
Tank inhoud 225 l. Vaarbereik, 100 mijlen, bij 6.5 KN.
Snelheid bij onderwatervaart: 5.3 KN.
De 13 Pk elektromotor werd voortgedreven door 3 x 4 batterijen (2 x 26, 2 x12 cellen).
Vaarbereik elektrisch: 8 mijlen bij 2.5 KN en 8,5 mijlen, bij 5.3 KN met benzinemotor.
Duikdiepte: 20 meter.
Maximale toegestane duikdiepte: 30 meter.
Bewapening:
twee electro-torpedo’s, type G7 e. In tegenstelling tot alle andere torpedo’s werden deze meegenomen in de half ronde uitsparingen in de langs richting van de boot. Met een speciale trim en ballastlichamen was het zelfs mogelijk mijnen te vervoeren.
Beperkingen:
De Biber kende een aantal beperkingen. De benzinemotor leidde nog weleens tot explosiegevaar en de afvoer van de uitlaatgassen was niet geheel zonder problemen. De verbrandingslucht werd toegevoerd via een snorkelsysteem en werd via de centrale naar de luchtdicht afgesloten moto ruimte gevoerd. Bij het varen op een grotere diepte, was de luchtinhoud van de centrale, voor de bestuurder voldoende voor 45 minuten. De bestuurder beschikte wel over beademingsapparatuur, deze was voldoende voor 20 uur.
De boot was bruikbaar tot een zeegang van 3-4, maar bij sterke getijstromingen was de aandrijfkracht van de motor onvoldoende.
Het grootst probleem was dat alles door één man moest worden gedaan zoals het blazen en vullen van de duiktanks, met het bijbehorende trimmen van de boot. Maar het was goed mogelijk op periscoopdiepte te varen, echter bij een aanval kon het lanceren van torpedo’s alleen bij oppervlaktevaart worden uitgevoerd. Werd men aangevallen dan was de duik de enige verdediging. In verband met geringe de ruimte in de boot, beschikte men over een periscoop, waarmee slechts alleen vooruit kon worden gekeken.
De bestuurder was zwaar belast. Naast de vereiste hoge concentratie tijdens het koershouden, moest er ook gevochten worden tegen de slaap en de eenzaamheid. Er wordt weleens beweerd dat deze mannen, vanuit een strafcommando opereerden, dat is onjuist. De meesten van hen werden aangetrokken door avontuur en sensatie. Zij waren geestelijk en lichamelijk hoog gekwalificeerd, een product van de Nationaal-Socialistische school.
Verlegging van de frontlijn.
Generaal Gustav von Zangen, die eind augustus 1944 was aangesteld om het 15de Duitse leger aan te voeren. Dit leger met zijn zes divisie en de resten van andere samengevoegde Duitse legeronderdelen, te samen ruim 100.000 man, trokken zich terug toen de geallieerde tankdivisies langs het zuidelijk front, richting Somme hun aanval inzetten. Von Zangen had met deze actie gehoopt Nederland via Antwerpen en Brussel te kunnen bereiken, het nieuws dat Antwerpen was gevallen was voor hem een verpletterende slag. Zijn leger zat nu in de val bij de Westerschelde. Op 4 september besloot Von Zangen uit te breken, maar op 6 september kwam het bevel van Hitler om de Kanaalhavens te versterken ten zuiden van de Schelde en een bruggenhoofd te vestigen om de batterijen van Breskens en Cadzand te beschermen en de hoofdmassa van zijn leger over te zetten naar Vlissingen.
Aan het hoofd van deze overzetoperatie, stelde Von Zangen, de luitenant-generaal Schwalbe aan. Deze laatste zette een staf op, die een systeem van controleposten opzette langs de toevoerwegen naar Breskens, waarin divisieverband werd verzameld en aantallen werden doorgegeven aan de staf. Bij oproep zou men zich inschepen.
Tussen deze bedrijvigheid werden er twee grote Nederlands koopvaarders, drie grote transportschepen voor rijdend materiaal twintig rijnaken, die elk 250 man aan boord namen tijdens een oversteek, deze werd meest ’s nachts uitgevoerd. Was het slecht weer, dan werd om tijd te winnen ook een aantal oversteken gemaakt. Een aantal troepentransportschepen werden door de Geallieerde luchtmacht beschoten en geraakt.
Daar de Geallieerden verzuimden om ten noorden van Antwerpen de landengte van Zuid-Beverland van westelijk Noord-Brabant af te snijden, kreeg het 15de Duitse leger de ontsnappingsroute aangeboden, waarmee haar insluiting werd voorkomen.
Op 4 september 1944 begonnen de overvaarten; op de 8ste had men10.000 man overgezet van Breskens naar Vlissingen en op de 26e toen de operatie beëindigd was, waren er 86.100 man, 616 kanonnen, 6200 paarden met voertuigen over de Schelde ontsnapt. Totaal met de met de 70ste divisie meegerekend, waren er negen overgezet. Een groot deel zal zich aansluiten bij de ‘legergroep Chill’ en een belangrijke rol spelen bij aanval op 18 september tegen de Amerikaanse 101ste Airborn Division.
Op 19 september verplaatste Von Zangen zijn hoofdkwartier van Middelburg naar Dordrecht.
Steunpunten: Hellevoetsluis en Poortershaven ( ten westen van Maassluis), respectievelijk gelegen aan het Haringvliet en de Nieuwe Waterweg, werden als vooruitgeschoven kriegsmarine-steunpunten ingericht. Het hoofdsteunpunt was gevestigd aan de Lekhaven, waar 30 ‘Bibers’ van het 261ste K-Flottille en 30 ‘Molchen’ van het 1/412 K-Flottille werden gedetacheerd.
In de noodzaak om tot een gezamenlijk optreden met eenheden van het Rhein-Flottille te komen, werden Bibers en Molchen, door de dienstvaartuigen van Rijkswaterstaat naar Poortershaven en Hellevoetsluis gesleept.
In Hellevoetsluis waren de Biber en de Molch vanaf november 1944 tot april 1945, vanuit het Voornsche-Kanaal, operationeel. In het marine of Groote dok hebben volgens ooggetuigen oefeningen met bemande torpedo’s (waarschijnlijk type Neger) en mannen in duikerpak plaatsgevonden. Meldingen over dit laatste onderwerp zijn niet in het ‘Kriegstagebuch’ aangetroffen.
Het ongeval.
Einde 1946, publiceerde het blad Onze marine No. 1 van 1946 jaargang 13, een artikel onder de titel: ‘Een zeiltocht met een sterk verhaal’.
Twee officieren ontvingen een uitnodiging voor een tweedaagse zeiltocht op een jacht van de Royal Airforce genaamd ‘Flying Officer Steen’. De eerste dag voerde de tocht via de Maas en Noord, langs Dordrecht en Moerdijk met de vernielde bruggen, naar Willemstad. De dag daarop zeilden wij naar Hellevoetsluis. De ingang van de Koopvaardijhaven was daar zo verzand, dat wij direct aan de grond liepen, dus wachtten op hoog water, met het besluit te schutten en via het Kanaal door Voorne naar de Nieuwe Waterweg te varen en Rotterdam te bezeilen.
Bij het schutten werd al dadelijk bemerkt, dat de voorsteven van een 40 meter lang schip, gedeeltelijk omhoog stak van de oostelijke oeverwal. Het bleek een Duitse patrouilleboot de HR1, die danig gehavend was. De sluiswachter F.de Doelder vertelde dat het schip ‘Wolfchen’, het slachtoffer was geworden van een noodlottig ongeval. De Duitsers waren druk bezig hun duikboten van brandstof en perslucht te voorzien. Haast was geboden want ze moesten allen nog voor donker en met hoogtij zijn geschut om naar het operatiegebied, onder escorte van de HR OI, het schip ‘Wolfchen’ de geallieerde vloot voor Vlissingen zoveel mogelijk afbreuk te doen. Door onbekende omstandigheden waren er waarschijnlijk twee torpedo’s van een van de daar aanwezige 20 Bibers, die gereed lagen voor actie, uit zichzelf op de loop gegaan en hadden zij deze enorme schade veroorzaakt. Tot zover het gecomprimeerde verhaal, van de sluiswachter, dat wel kleurrijk was, doch soms ook bezijden de waarheid.
Uit het verhaal van de sluismeester valt af te leiden, dat wij hier hebben te maken met een complex ongeval, waarvan de waarheid en toedracht alleen valt af te leiden uit de rapportage van de Kriegsmarine, betergezegd het ‘Kriegstagebuch’.
27 december 1944.
Op die avond lagen er 14 Bibers in het zuidelijkste deel van het kanaal door Voorne, direct voor de sluizen, die het kanaal met het Haringvliet verbindt. De eenheid zouden die nacht tot actie overgaan, maar met het schutten naar zee waren er op onverklaarbare wijze twee torpedo’s afgevuurd, voor zover nu nog na te gaan van één en dezelfde boot. Deze ‘Biber’ zou nog niet zijn uitgerust met het aangebracht veiligheidssysteem, van de later gebouwde boten, dit naar aanleiding van eerdere ongevallen.
Bij de explosie van deze torpedo’s, heeft waarschijnlijk een andere boot een mijn verloren, wat niet valt af te leiden ui het ‘Kriegstagebuch’.
Vaststellen van de materiele schade.
In eerste instantie kon men de schade aan het materiaal als volgt vaststellen:
– 11 gezonken ‘Bibers’.
– 2 vernietigde en gezonken begeleidingsvaartuigen, HR0I en HR03.
– Zware schade aan gebouwen, gelegen aan Kanaalweg-Oostzijde, de huizen aan die zijde deed dienst als kazernering voor he Holland-Rhein Flottille.
De ‘Bibers’ werden gelicht en zo snel mogelijk vaarklaar gemaakt, daarbij versperden zij deels het kanaal en sluiskolk.
De motoren van de gezonken duikboten, werden gereviseerd in de marine-constructieloods aan de westzijde van het Groote-Dok, westzijde. De revisie werd uitgevoerd door het technisch personeel van een motorenbedrijf uit Hellevoetsluis. (interview Van Crugten 1992).
Oorzaak.
In de perceptie van de auteur lijkt een foutieve handeling van de bemanning bijna uitgesloten. Het is niet bekend of er veiligheidsmodificaties waren uitgevoerd. De meest verklaarbare oorzaak van het ongeval zouden wel eens de weersomstandigheden kunnen zijn geweest.
War Diary van het 18 Canadian, Armed C. regiment, 12 Manitoba Dragoons.
23-12-1944, Willemstad, weather report: de volgende waarden voor het weer werden gemeld.
Op 23 december 1944, viel de temperatuur sterk onder het nulpunt terug. Vochtigheidsgraad hoog tot zeer hoog,
– 24 december 1944 vriezend weer, helder en koud.
– 25 december 1944 vriezend weer, helder en koud.
– 26 december 1944 vriezend weer, helder en koud.
– 27 december 1944 vriezend weer, helder en koud. Toestand van wegen: aanvriezend en glad.
De laatste datum zegt voldoende ten aanzien van de luchtvochtigheid van het gebied rond het Hollands diep, inclusief Hellevoetsluis.
Bijna met zekerheid kan men het ongeval, in samenhang met datgene wat in de rapportage is geschreven, aangaande de bevroren ontlastklep, toeschrijven aan de eerder genoemde luchtvochtigheid. IJsvorming in het persluchtsysteem van de torpedo-afvuurinrichting, zal naar alle waarschijnlijkheid de aanleiding tot het fatale ongeval zijn geweest. Blijft alleen de vraag of tijdens het comprimeren van de lucht (silicacel) luchtdrogers zijn gebruikt.
Gebeurtenis en conclusie.
Tot op 09-12-1992 was er van het hele incident in Hellevoetsluis, bij de Marinestaf, afdeling Maritieme Historie, niets bekend. Afgaande op het advies van voornoemd bureau, legde de auteur contact met het ‘Militargeschitig Forsungsamt’ en het ‘Bundesarchiv-Militararchiv’. Van het laatste instituut werd op 15-04-1993 de kopieën van het Kriegstagebuch der Rhein Flottille. Het volgende is de vertaling c.q. afschrift van het voorval:
M819/47539-47540 b, RM 70/90, betreffende het ongeval te Hellevoetsluis.
blad:1720/90.
Dag 27-12-1944: voor Hellevoetsluis F.d. Mot zendt met F.T.1630 HF KR:
tegen 16.00 uur explodeerden 2 Biber torpedo’s. Havenbrand
in Hellevoetsluis. HR01 gezonken en HR03 zwaar beschadigd.
Bemanningsverlies nog niet te overzien.
Toevoeging Adm. Ndl: dit is een zeer onwelkom ongeval, waarvan de gevolgen door mij nog niet zijn te overzien.
Aanvulling op situatie van K-Stabes Nord:
Biber; voorgenomen ‘Nebelunternemung’ afgelast, omdat kort voor
aanvang om 16.05 uur twee torpedo’s zich zelfstandig van de Bibers
losten en in het Voornse Kanaal voor de sluis in Hellevoetsluis tot
ontploffing kwamen.
Oorzaak bevroren ontlastklep van het torpedo-afvuursysteem, waardoor
de drukleiding zich met lekkende perslucht kon vullen en zo het afvuren
van de ’torpedo’ bewerkten.
Verliezen.
a) K-Flottille 262: 1 dode, 3 gewonden. 3 Bibers.
b) Rhein-Flottille; 4 doden, meerdere gewonden.
c) de boten HR01 en de HR03.
Vooruitzicht: aanvang met het overhalen van de nog operationele Bibers en het samenstellen van een nieuwe inzetbare groep, dit met een geschatte tijdsduur van 4-5 dagen.
Blad 1721/91
27-12-1944
15.50 uur HR01 door bibertorpedo in achterzijde getroffen en gezonken.
Gesneuveld: Ob.Str.MT. Witt, Mtr.Hpt.Gefr. Bursy, Mtr.Ob.Gefr. Adam, Balin en Mertens. Gewonden: Ob.Strm.Richarz, schedelbreuk; Str.Ob. Gefr.Troppko, beide voeten gebroken.
De boot is aan de oostelijke oever van het Oost-Voorns Kanaal, direct noordelijk van de sluis gezonken.
Boot HR03, door de explosie door de achterzijde in brand en gezonken aan de westzijde van het kanaal. Aan boord van de HR03 geen verliezen.
Blad 1721/91
Het huis van de Flo-Chefs en het groepsgebouw, werden door de explosie onbewoonbaar en zijn ontruimd. Vanwege het gevaar van verdere mijn- en torpedoexplosies zijn de doorvaart van sluis en kanaal voor de scheepvaart gesloten.
De woning en het groepsgebouw zijn heden ten dage, nog te vinden langs de Kanaalweg Oost. Het groepsgebouw, vandaag de dag beter bekend als het ‘Vredespaleis’ droeg in februari 2001 de huisnummering: 38 t/m 66, het huisnummer van de vlootchefs was 68.
De bijnaam ‘Vredespaleis’ is waarschijnlijk bedacht toen het gebouw gereed was einde het jaar 1913 en het Hof van Justitie in den Haag in gebruik werd genomen.
Blad 1721/91
28-12-1944
Haven Hellevoetsluis
(deel v/h verslag) Positie 8a vanwege de versperde haven niet bezet. Positie.10a met HR-boten niet bezet. Ob strm. Baldo met 4 Inf.-stormboten de pos. ingenomen en vanuit deze pos. patrouille uitgevoerd.
Blad 1722/92
Haven Hellevoetsluis
F.d. Mot meldt in het verslag van 16.00 uur:
bij het ongeval in Hellevoetsluis; 4 doden, 3 vermisten, 6 zwaar-en 11 licht gewonden.
Lichte gebouwenschade aan de onderkomens van het ‘Rhein-Flottille’ en de woning van de bevelvoerende commandant.
F.d. Mot Boot Hr 03 intussen gezonken, zware beschadiging aan de oostelijke kademuur, 100 meter. voor de sluisdeuren Sluis en sluiskolk zijn geruimd door E-staf Noord, zijn zeker nog tot 28-12-1944 geblokkeerd.
Adm. Ndl: de versperringen zijn direct van invloed op voorgenomen maatregelen van eigen ondernemingen, die een hoge prioriteit bezitten.
Verslagen van acties en inzetten van U-boot bemanning
K-Flottilles 261-262-412
Operatiegebied Klein-Kampfmittel
De Kriegsmarine gaat vooruit geschoven basissen inrichten te Poortershaven en Hellevoetsluis en zich voorbereiden op een nieuw front, als de geallieerden zich meester zouden maken van geheel Normandië en Antwerpen.
31-08-1944
K-Flottille 261 tracht Fecamp (Belg.) te verlaten. Achtergelaten Bibers en materiaal worden vernield. De resterende Bibers worden door een geallieerde tankcolonne tijdens het transport vernietigd. Dit betekende het einde van de K-Verband operaties in Normandië.
20-12-1944
vanuit Poortershaven werden 12 Bibers overgebracht naar Hellevoetsluis, deze waren uitgerust met één mijn en een torpedo. Van dit transport zonken 3 boten, de 9 overige boten, werden onder camouflagenetten in de zuidzijde van het Voornsche Kanaal verborgen.
22-12-1944
vanuit Hellevoetsluis werden de 9 boten, naar de punt van het eiland Schouwen gesleept, de stuurlui waren voorzien van een schets, waarop koers en doel was uitgezet. Om 21.30 uur bereikte het Flottille het punt van rendez-vous, waar de sleeptrossen werden gelost.
22/23-12-1944
van Hellevoetsluis voeren 18 Bibers uit. Het werd een ‘zwarte operatie’, Engelse M.T.B.’s (motortorpedoboten), verrasten de Bibers tijdens het slepen, 4 werden er direct tot zinken gebracht, één boot liep op een mijn en een ander moest met beschadigingen retour. Lot is onbekend.
De 12 overgebleven bemanning van de boten keerden niet terug.
23-12-1944
het K- Flottille van Poortershaven boekte een succes. Zij brachten een Panamees vrachtschip van 4702 BRT tot zinken. Het schip behoorde bij de US Maritiem Commission en werd tot zinken gebracht, bezuiden de Schelde monding (positie 51.21 N, 03.47 E) en was op weg van New York naar Antwerpen.
23/24-12-1944
vanuit Hellevoetsluis 11 Bibers uitgevaren, boten en bemanning vermist. Twee boten waren al gezonken bij het transport vanuit Poortershaven.
23/24-12-1944
Van Poortershaven via het Voorns Kanaal, werden 6 Bibers van het K-262 Flottille en 3 Bibers van het K-621 Flottille, door R- Booten naar Hellevoetsluis gesleept, via het Haringvliet bij de kop van het eiland Goeree, waar de boten van haar slepers werden verlost om over te gaan tot actie. De positie was ter hoogte van de vuurtoren van Ouddorp.
25-12-1944
Irene Brigade, 2de gevechtsgroep in de morgen verschenen er voor Domburg tussen 10.30 en 11.30 uur, bij helder zicht en spiegelgladde zee, drie éénmans U-Booten in de vaarroute naar Antwerpen, Dankzij de weersconditie werden deze doelen vernietigd.
27-12-1944
vanuit Hellevoetsluis maakten zich 14 Bibers gereed voor inzet. Tijdens het schutten raakten 2 torpedo’s op drift en explodeerden. Gevolgen: 2 begeleidingsvaartuigen gezonken, 11 Bibers licht tot zwaar beschadigd. Vier doden, drie vermisten en zeventien zwaar tot licht gewonden
Drie eerder geschutte boten gaan alsnog naar het operatie gebied, geen van hen keert terug.
De Biber 90 werd op 29-12-1944 door H.M.S. Ready, stuurloos uit zee opgepikt met de bestuurder dood in de toren. Doodsoorzaak koolmonoxide vergiftiging (CO).
Adm.Ndl.:
merkt op dat december 1944 het totaal verlies aan Bibers 31 stuks is, de totale opbrengst van de inzetten 1 koopvaardijschip. De geallieerden maakten melding van de onderschepping van 8 boten. Eind december 1944 verbleven er nog 20 Bibers in de omgeving van Rotterdam, waarvan 17 inzetbaar.
29/30-01-1945: sluiskolk door het Kanaal door Voorne te Hellevoetsluis is geruimd van een zeemijn, die op 27-12-1944 in de sluiskolk was achtergebleven. Naar voornoemde datum is schutten weer mogelijk.
30-01-1945:
15 Bibers varen uit onder barre weersomstandigheden. Door zware ijsgang een boot gezonken er keren 5 beschadig boten terug na botsingen met ijsschotsen. Een Biber strandde bij Rockanje, na 64 uur te hebben rondgevaren op zoek naar een vijandelijk doel. 5 boten werden vermist.
21/22-02-1945:
vanuit Hellevoetsluis vertrekt het K-412 Flottille met 14 Molchen. Gegevens niet beschikbaar.
06-03-1945:
Rotterdam, Lekhaven, een soort gelijk ongeval als op 27 december 1944 te Hellevoetsluis. Ook hier vuurde een Biber, zonder menselijke tussenkomst, torpedo’s af.
Gevolgen: 14 Bibers zonken en 11 beschadigd. Menselijke verliezen onbekend. Wel voeren deze dag nog 11 Bibers uit, hier keerde geen boot terug.
11/12-03-1945:
Vanuit Hellevoetsluis en Rotterdam een gezamenlijke inzet van 15 Bibers en een aantal ‘Linzen’ (Spreng-Booten), met als doel de Scheldemonding. 13 Bibers en 9 Molchen keren niet terug. 2 boten tot zinken gebracht door de R.A.F. Coastal Command bij het eiland Schouwen, 4 boten tot zinken gebracht door de Royal Navy en een boot door een ‘Spitfire’ van de 2de Tactical Air Force.
12-03-1945: verslag van een ‘Molch’ bestuurder.
23.00 uur, werd met mijn ‘Molch’, door een sleepboot de haven van Hellevoetsluis, het Haringvliet opgesleept, richting open zee. Tijdens het slepen bleek dat er aan de voorzijde van het torenluik, over een breedte van 10 water lekte. Met mijn seinlamp gaf ik de sleper het signaal ‘boot onklaar’, dat echter door mijn sleper werd gezien. Tegen 01.00 uur werd ik van mijn sleper gelost. Ik was toen op mijzelf aangewezen. Inmiddels was het lekwater in de boot tot enkelhoogte gestegen en de vraag rees bij mij op, of het verstandiger was om de nog niet begonnen operatie al zo vroegtijdig af te breken. Ik kwam op een goed idee, maakte eerst het torenluik voorzichtig open en bemerkte een rustige zee en begon met mijn mes de vierkante afdichting, aan de lekkende zijde van het torenluik eruit te peuteren. Sneed van mijn riem, die mijn U-bootjack aan de onderzijde bij elkaar hield, zo’n 15cm af en legde dit op de plaats van de verwijderde lekkende afdichting. Sloot het torenluik, loosde het lekwater en bracht de boot op 8- 10 meter diepte verlegde mijn boot op de voorgeschreven koers, met een goed afgedicht luik. De boot liet zich zonder enige moeite op diepte en koers houden.
10.00 uur AM. ving Asdic-signalen op, verlegde direct mijn koers met 90 graden en hield op de kust aan, met de wetenschap, dat bij een geringe waterdiepte, grote schepen mij niet konden volgen, tevens werd mijn silhouet verkleind. Ruim een half uur had ik al geen Asdic-signalen waargenomen en bracht de boot op de voorgeschreven koers.
14.00 uur, de boot op periscoopdiepte gebracht voor een 360 graden waarneming, omdat er niets te zien was dook ik op en deed het torenluik open. Achter mijn boot naderde direct op lage hoogte een vijandelijk jachtbommenwerper, wat mij onmiddellijk het torenluik deed sluiten en het diepteroer deed grijpen om te duiken. De boot dook onmiddellijk onder een hoek van 45graden, naar beneden maar kwam niet met de achtersteven onderwater. De oorzaak was waarschijnlijk een verkeerde trimming en het soortelijk gewicht van het zeewater. Na de motor uitgeschakeld te hebben, trok ik met handen en voeten de vulklep van de voortank en de kleppen van de achtertanks open. De boot begon nu langzaam diepte te winnen. De boot had nauwelijks de periscoop onderwater of de terugkerende jachtbommenwerper bewerkte mij met zijn boordwapens en wierp daarbij nog drie bommen, waarvan de eerst zo dichtbij viel, dat de Biber heftig opzij werd geslingerd.
Terug naar 10 meter diepte, de e-motor weer in werking gesteld en het bleek mogelijk om de boot op 30 meter stabiel te maken. Met de koersberekening kwam aan het licht dat het richtingsroer door de eerste bom naar stuurboord zo’n 30 graden was ontzet. Met veel gezwengel aan de stuurstang wist ik de boot enigszins op koers te houden.
17.00 uur, ging ieder half uur op naar periscoopdiepte, zag op stuurboord vooruit een vrachtschip, door kleinere vaartuigen begeleid, richting Antwerpen varen. Ik besloot een evenwijdige koers te lopen en besloot de stuurboordtorpedo af te vuren, maar omdat de schepen sneller voeren, bleek de afstand te groot, het ontzette roer speelde mij hierbij ook parten, zodat de afgevuurde torpedo in het ruime sop verdween.
Het werd donker en besloot het zoeken op te geven.
13.00 uur, de volgende middag, na 37 uren varen, ‘land in zicht’. Met mijn laatste schroef omwentelingen werd het eiland Schouwen bereikt, waar ik de boot op het strand zette.
Een verbaasde groep Flak soldaten (luchtdoel- artilleristen), tilden mij geheel verstijfd uit de boot en droegen mij aan land. Vanuit het Flak steunpunt, werd mijn ‘Flottille’ opgebeld, waarna ik in de namiddag werd opgehaald.
15.30 uur, Kapt. Leutnant. Von Reventlow, van de Staf Kapt. z. See Musenberg verleende het IJzeren Kruis I aan: Molch-Fahrer: Mach.Maat Gerhard Schulte.
Het Flottille 2/412 (verslag)
1945 maart, 18 boten worden uit Poortershaven via een kanaal naar Hellevoetsluis gesleept.
Tijdens het transport zinken 2 boten.
12-03-1945: Hellevoetsluis. Inzet van de 16 overgebleven boten.
De boten werden, per 2 stuks door kleine sleepboten, naar open zee gesleept.
Alleen 2 bestuurders keren terug. Maat Horward keerde na 24 uren terug, hij kreeg het IJzeren Kruis II. Mach. Maat. Schulte, keerde na bijna 37 uren terug.
Hij werd op 15-03-1945 door de Kapt.lt. Von Reventlow van de Staf Kapt. z. See Musenberg met het IJzeren Kruis I onderscheiden.
21/22-03-1945: inzet van 12 boten in het Scheldegebied (Wielingen),van deze inzet kwamen 4 boten terug.
De bestuurders van deze boten waren: Oblt. z. See Prechel, Maat Kurt Dey, Obergefr. N.N. Mach en Maat Heinz Ceglars, die met het IJzeren Kruis werd beloond.
22/23-03-1945: vertrek van 16 Bibers uit Hellevoetsluis, operatiegebied Scheldemond.
4 boten werden tot zinken gebracht door HMS Retalick, 1 Biber tot zinken gebracht door een Beaufighter torpedobommenwerper van het 254st squadron en 3 boten verdwenen spoorloos.
7 boten keerden terug naar de basis.
Bewapening van de Kleinst U-Boote
Technische gegevens van de standaard torpedo G7e
ontwerp : Richard Mohr ontwikkeld door T.V.A, Torpedo Versuchs Anstab
Lengte : 7.00 tot 7.20 Mtr. Diameter: 0.53 Mtr.
Totaal gewicht: 1.65 K/t. Gewicht explosieve kop: 0.30 K/t.
Aandrijving: elektromotor: 12PS-AEG-AV 76. Voeding via batterijen set 1300 OPM.
Tot zover het verhaal van een deel van de nutteloze oorlogvoering met een intimiderend wapen. De meeste bestuurders van de duikboten kregen een zeemansgraf in hun stalen kist, anderen rusten samen met hun 31.500 gesneuvelden kameraden in IJselsteyn (Limb.). Een bizar gezicht, maar ja, oorlog vreet mensen, dat is te zien.
Rapportages van de verzetsgroep Albrecht H.G.
Distict Hellevoetsluis bld. 37 West.
Order of Battle, Wetern European Area
periode: december 1944 tot mei 1945.
Uittreksel.
Hellevoetsluis 5 januari 1945.
c. sinds ongeveer 2 maanden een afdeling marinetroepen van 80 man, uitgerust met eenmanstorpedo’s, bovendien zijn waargenomen, manschappen, die met opgeblazen leren pakken aan te water gaan met grote zwemvliezen aan handen en voeten.
De materialen loods van het onderdeel, staat op het terrein van de marinewerf, Groote Dok West, dicht aan het water (de machine- constructie loods).
De onder c genoemde personen, zijn gelegerd in het voormalige hospitaal, dicht aan het Haringvliet, aan de oostzijde van de marinehaveningang. De bomvrije kazerne Haarlem is woongelegenheid voor de infanterie.
Verkeer:
in de periode van 20 t/m 28 december, vond een ver boven het gemiddelde uitgaande troepen beweging plaats in de richting Flakkee. De juiste omvang is niet bekend maar meer dan 10 compagnieën infanterie, deels afkomstig uit de Hoekse Waard. Onder hen bevond zich de artilleriestaf van ‘Oberst’ Martin met aantal kanonnen van 15 cm, eerder gelegerd te Brielle.
Een groot aantal stormboten en andere snelle lichte vaartuigen passeerden Hellevoetsluis, grotendeels met motorvoertuigen aangevoerd. De bewapening varieerde van 2 tot 6cm. de aanvoer van eenmanstorpedo’s gaat door. In de buurt zijn tanklandingsvaartuigen gesignaleerd. Volgens mededeling van soldaten, zouden deze concentraties dienen om een krachtige aanval op Antwerpen te ondernemen. Aan deze activiteiten zijn op 27 december een
einde gekomen door een torpedo ongeval. Enige boten zijn gezonken en versperren de doorvaart van het ‘Voornesche Kanaal’.
N.B. De rapporteur van voorgaande zaken, heeft zich niet goed op de hoogte gesteld van de exacte feiten, zijn rapportage verschild nog al van die van de Geallieerde rapporten, de z.g. ‘War Diary of the Western European Area’, t.w. Order off Battle E. 533/45. 21 jan. 1945. The Voorne-Putten Island.
Zo geeft de Groep Albrecht H.G. een advies om een bombardement uit te voeren op de mond van de koopvaardij haven, ten zuiden van de sluis van het kanaal van Voorne, terwijl het te bombarderen doel duidelijk ten noorden van de sluis lag.
Tot slot leidde de stremming in het kanaal niet direct tot de blokkering van de Duitse operatie naar Flakkee, waarbij een enorme krachtsinspanning werd geleverd door het personeel van de R.T.M. tram-boot om al het legermateriaal in redelijke orde op het andere eiland te krijgen. De auteur zoek hierover nog gegevens.
DUITSE 1STE KLASSE TORPEDO BOOT S. M. S. 47 ALIAS M.S. VAROUNI – WÖLFCHEN
Serie van 30 boten gebouwd op verschillende werven, onder de serie nummers A59 t/m A95.
Voorts werden er in de periode 1915-1916, nog een serie van deze schepen gebouwd, genummerd: A26-A31-A33-A36-A37-A44- A46-A47-A49-A52-A55.
Duitse 1ste klas torpedoboot 1916-1917
A47:
Gebouwd: als bouwnummer 980. Schichau-Elbing (D).
Te watergelaten: 23-04-1917
Waterverplaatsing: 200-250 ton..
Bouw systeembouw, secties en onderdelen werden per spoor uit Duitsland aan gevoerd, samengebouwd op Hoboken te Antwerpen.
In gebruik gesteld: 22-06-1917, als torpedoboot.
Bewapening: 2 torpedobuizen aan dek. 3 kanons: van 4 inch (22 pdr) en een zwaar M.G.
Snelheid 24 km. Waarschijnlijk stoomgedreven turbines. Brandstof, steenkool. Bemanning 35.
1917-1918 : SMS A47 seinnummer, bij de Duitse Keizerlijke Marine.
15-11-1918: A47 gaat over naar de Kon. Belgische Marine.
25-06-1919: A47 over naar CTM, onder nr. A25 (Caporal Tresignies).
1927-1931: A47 staat te koop en wordt in 1933 verkocht, als jacht ‘Varouni II’, nieuwe eigenaar: Bosmans-ryc, wonende te Brussel.
1932: Tekeningen voor herstelwerkzaamheden en verbouwing.
1933: werkzaamheden uitgevoerd door Cockerill-Hoboken. Het schip werd in lengte verkleind, door de middensectie van het schip te verwijderen en deze te vervangen door een kortere nieuwe sectie, waarbij de twee masten bleven gehandhaafd.
Brandstof stookolie.
1938: modernisering van de opbouw, door Cockerill, het schip nu met één mast, werd gedoopt als Varouni en deed dienst als demonstratiejacht.
1938-1940: nu als jacht in eigendom van mr. Bosmans in: Association sans but lucratif – Mr. Mgr. Costermans-Brussel. De zusterschepen van de A47 werden als schroot verkocht aan verschillende werven in België, w.o. Cerfontaine & Heygens te Brugge. Vier torpedoboten deden dienst als oefenschepen, een daarvan was het jacht Varouni.
In mei 1940, werd het schip in beslag genomen door de Kriegsmarine en bewapend met 3 stuks tweelingmitrailleurs, zij zou dienst gaan doen als de HR0I en maakte als zodanig deel uit van het Holland-Rhein Flussicherung Flotille. In haar Kriegsmarine periode schoot de HR0I tenminste 4 jachtvliegtuigen en 1 groter vliegtuig neer en vernietigde een tiental zeemijnen Zij was te Hellevoetsluis gestationeerd, op de locatie: 51.49 N-04.08 E.
27-12-1944: de HR0I vernietigd, tijdens een noodlottig ongeval met een torpedo in het Kanaal door Voorne te Hellevoetsluis (NL). Menselijke verliezen en gekwetsten hoog, zo ook het verlies aan materiaal.
Bibliografie
Maandblad ‘Onze Marine’ 13de jaargang 1946 no:1.
Qua Patet Orbis. De Geschiedenis van het Nederlandse Korps Mariniers. Door C.J. Dorren.
Sleepvaart en berging om de Zuid. Door C. Heijcoop Middelburg 1997
Marine Kleinkampf- Mittel. Door Harald Fock. Hamburg 1996.
Bemante Torpedo’s und Klein U-Boote.Door Paul kemp. Stuttgard 1999.
Geschichte des Deutchen U-Bootbaus. Door Ebenherd Rössner, B & Gv 1987.
K-Men, Bij C.D. Bekker. Preface by Helmut Heije. Kimber Pockets Etd.
Deutsche Seestreitkräfte: Einsatz im Kösten Vorfeld. Door Mike Whitley 1995.
Das letze Jahr der Deutsche Kriegsmarine. Door V.T. Tarrant. Pod.P.Verlag 1996.
Einzelkämfer der Kriegsmarine. Door Gerhard Bracke. M.B Verlag 1981
The Ultra Secret. Door Henry Winterbotham.
Serie, Kameraden zur See. Door Ernst Pfefferle.
Het Kleine Gevaar. Maritieme aanvalswapens, mini U-Boote en Linsen te Hellevoetsluis in 1944. De explosie op 27-12-1944. Door J.C.H. Jansen en M.S. Laarman. Hellevoetsluis 2002
Bronnen:
U-Boot Archiv, Altenbruch Deutschland.
Ministerie van Defensie, Marine Staf, afd. Maritieme Historie, Den Haag
Militar Geschichtliches Forsungambt und Bundesarchiv, Freiburg, Deutschland.
Stiftung Traditions Archief. Altenbruch, Deutschland.
Deutscher Soldatenfriedhof. Ysselsteyn Niederlanden.
Archieven J.C.H. Jansen, Hellevoetsluis en M.S. Laarman Rotterdam.
Een Hellevoetse jongen in oorlogstijd. Door L.J. Elzenaar. Oud Beierland 1993.
Schetsen uit oorlogstijd. Door A van Beveren. Vlaardingen 1993.
Ervaringsdeskundige: G Hoogerwerf, Hellevoetsluis 2002.
Google-forum.
Hellevoetsluis:
Auteur: J.H.C. Jansen
redactie en illustratiebewerking: A.C. Pieké